Een traject waarbij nieuwkomers met een zorgachtergrond, waaronder Oekraïners en Syriërs, taalles krijgen én begeleiding bij het vinden van een passende baan. Bij het UMC Utrecht gebeurt het. Ook gemeente Utrecht is bij het project betrokken en helpt Oekraïners naar duurzaam en passend werk. Naast het traject met het UMC Utrecht zijn er nog meer projecten waarin nieuwkomers worden gekoppeld aan werkgevers.
Na ruim twee jaar is de oorlog in Oekraïne nog steeds niet voorbij. Waar Utrecht voor veel Oekraïners begon als tijdelijke verblijfplaats, lijkt het er inmiddels op dat de stad voorlopig hun thuis blijft. Uit onderzoek blijkt dat ruim de helft van de Utrechtse Oekraïners werkt, maar dat dit vaak banen zijn onder hun opleidingsniveau. “Je merkt dat zij denken: wordt dit mijn toekomst?”, zegt Wigger Erkens. Hij is coördinator Basisdienstverlening Opvang Oekraïne bij de gemeente Utrecht.
“Ze werken bijvoorbeeld al twee jaar als pakketbezorger of in een magazijn, terwijl ze in Oekraïne dokter of manager waren”, zegt Wigger. Hun mindset is veranderd. “In eerste instantie dachten veel mensen: we zitten dit jaar wel uit.” Dat is een van redenen dat het Nederlands van de meeste Oekraïners nog beperkt is. “Nu zie je dat vooral hoogopgeleide Oekraïners denken: ik heb meer in mijn mars.” De taal is daarbij een groot obstakel. Zonder een basisniveau Nederlands is het bij veel werkgevers lastig om goed te functioneren.
‘Allemaal een kans bieden’
Bij het bijzondere traject van het UMC Utrecht komt dit voor het eerst allemaal samen. “Er zitten veel goed opgeleide en vaardige mensen thuis of in een baan die minder goed bij hen past”, zegt Iris Homan, coördinator internationalisering bij het UMC Utrecht. “Zij hebben een relevante achtergrond in de zorg, maar doen daar niks mee. En dat terwijl we personeelstekorten hebben. Daarnaast willen we juist ook mensen met een andere achtergrond als collega welkom heten. Dat leidt tot meer aansluiting met de maatschappij.”
Ons programma is niet alleen bedoeld voor Oekraïners, maar ook om andere nieuwkomers te helpen. “We willen hen allemaal een kans bieden”, zegt Iris. “Die verantwoordelijkheid hebben wij als opleider.” Wigger: “Het doel van het UMC Utrecht is om deze mensen verder te helpen. Als gemeente ondersteunen we graag deze trajecten. Zo komen deze mensen uiteindelijk terecht op plekken waar arbeidstekorten zijn.”
Initiatief vanuit de werkgever
Iedereen met een zorgachtergrond kon zich aanmelden. “Het zijn niet alleen artsen, maar bijvoorbeeld ook een fysiotherapeut, operatie assistent en een laborant”, zegt Iris. Ze omschrijft de deelnemers als divers: oud, jong, man, vrouw en onder meer uit Oekraïne, Turkije, Syrië en Jemen. “Iedereen brengt kennis en ervaringen met zich mee. Zo kunnen wij ook weer van hen leren.”
Uiteindelijk doen er nu elf mensen mee, maar zowel volgens Iris als de gemeente is de doelgroep een stuk groter. “Er zijn veel zorgprofessionals met een migratieachtergrond die graag aan de slag willen”, zegt Iris. Voor het programma dat nu draait, had het UMC Utrecht zeven keer meer aanmeldingen dan het aantal plekken dat per programma beschikbaar is. Wigger: “Veel Oekraïners hebben het juiste taalniveau nog niet. In Utrecht is hun taalniveau gemiddeld A1. Dat is het laagste niveau. Om te kunnen starten met het traject bij het UMC Utrecht is niveau B1 nodig. We gaan ervan uit dat er de volgende keer al meer mensen mee kunnen doen aan trajecten als dit.” Hij vindt het goed om te zien dat het UMC Utrecht als werkgever het initiatief nam. “Het zou mooi zijn als dit in de toekomst bij nog meer organisaties gebeurt.”
‘Een eigen verhaal’
Het traject is inmiddels een aantal maanden bezig, maar nog niet afgerond. Om erachter te komen of de deelnemers echt doorstromen naar een passende baan in de zorg, is dus nog even geduld nodig. Iris heeft er alle vertrouwen in. “De nieuwe collega’s zijn ontzettend dankbaar voor deze kans”, zegt Iris. “Ze gaan er serieus mee aan de slag en zijn enthousiast over het programma. Naast de algemene onderdelen proberen we ze ook op individueel niveau zo goed mogelijk te helpen. Door hun verschillende achtergronden heeft iedereen een eigen verhaal. Dat is ook de kracht van programma.”
Taal krijgt veel aandacht. Veel inburgeringstrajecten bieden taal aan tot niveau B1. In de zorgsector is taalniveau B2 vaak de minimale vereiste. “Je moet goed Nederlands spreken om met patiënten te kunnen praten en om met noodsituaties in de zorg om te gaan”, zegt Iris. Na het taalonderwijs krijgen de deelnemers onderwijs over het Nederlandse zorgsysteem. “Met onderwerpen als levenseinde of geboorte gaat elk land anders om. Dat soort dingen moet je weten als je in de Nederlandse zorg komt te werken. Ook praktische onderwerpen zoals kledingvoorschriften en werken in een elektronisch patiënten dossier worden behandeld.”
“We zien het programma als een brug, want deze mensen hebben net dat beetje extra informatie nodig om hun vak uit te oefenen in een ander land.” Het netwerk van het UMC Utrecht kan ze daar een handje bij helpen, maar baangarantie is er niet. “We blijven met elkaar in gesprek hoe we stap voor stap verder kunnen komen en zo veel mogelijk kansen kunnen verzilveren. Het is zeker geen liefdadigheid, we gaan voor een win-win.”