Op Open Tuinendag zijn veel verborgen oases in de binnenstad toegankelijk. De grootste daarvan is het voormalige kloostercomplex rond het Duitse Huis, tegenwoordig Grand Hotel Karel V. Het is een plek met een ongekend rijke historie van ridders, keizers, koningen en anonieme soldaten. De oudste delen dateren uit 1348. In de 19e eeuw werd een statige vleugel toegevoegd als militair hospitaal. Voor wie zich tot nu toe liet weerhouden door de hoge muren of het vijfsterrenniveau, vormt een reeks tuinactiviteiten een goede gelegenheid om de poort aan de Springweg door te gaan.
Het Duitse Huis dankt z’n bestaan aan de Derde Kruistocht die in het jaar 1189 begon ter ‘bevrijding’ van Jeruzalem. Duitse kooplieden stichtten in het huidige Noord-Israël een veldhospitaal voor gewonde ridders en pelgrims. Hieruit ontstond de Duitse Orde, een geestelijke ridderorde vergelijkbaar met de bekendere Tempeliers. Door heel Europa kreeg de Duitse Orde schenkingen van gelovigen. Zo ook in Utrecht: in 1231 schonken Sweder en Beatrix van Dingede een stuk land net buiten de stadsmuren. Daar verrees het eerste Duitse Huis, dat echter in 1345 bij een belegering door de Hollanders verwoest werd. Het nieuwe ordehuis werd dan ook veilig binnen de stadsmuren gebouwd aan de Springweg.
Het Duitse Huis was een klooster met hospitaalzaal. Van hieruit werden kruisridders uitgezonden om tegen de ‘heidenen’ te vechten. Dit gebeurde voor het laatst in 1594, toen Willem Sloet en Willem Mulert vanuit Utrecht naar Oostenrijk vertrokken om de Turken af te slaan. Vanuit het Duitse Huis werden ook de vele bezittingen door heel het huidige Nederland beheerd. Aan het hoofd van de Utrechtse balije (ordeprovincie) stond de landcommandeur. Hij bestuurde 14 commanderijen die voor inkomsten uit grondbezit zorgden.
Gebouwencomplex
Het Duitse Huis, zoals dat vanaf 1348 aan de Springweg werd gebouwd, bestond uit een langgerekt hoofdgebouw (50 bij 11 meter) met parallel daaraan een kloosterkerk. Op de begane grond van het hoofdgebouw waren de kapittelzaal (vergaderzaal) en de refter (eetzaal). Daarboven lagen de slaapzaal en ziekenzaal, waarvan de boogvormige houten kapconstructie, oorspronkelijk een tongewelf, nog deels aanwezig is. Tegen de zuidzijde was een uitbouw voor de keuken en aan de oostzijde lag de commandeurswoning.
Het complex werd in de loop der eeuwen regelmatig verbouwd en uitgebreid. De 14e-eeuwse kapittelzaal werd in de 16e eeuw 60 centimeter verhoogd. De zware eikenhouten moerbalken kwamen op nieuwe consoles te rusten. De witgeschilderde balken werden toen versierd met grijze biezen en cirkels, met op de muur zwarte biezen. Aan de wanden van deze statige zaal, die vaak voor officiële ontvangsten werd gebruikt, hingen kostbare wandtapijten. Bij de restauratie zijn de verbleekte balkschilderingen weer in hun oorspronkelijke frisheid hersteld. Moderne tapijten van Irene van Vlijmen geven tegenwoordig een indruk van de middeleeuwse allure.
De indrukwekkende oostgevel, een trapgevel met spitsboogvensters en een bordes, werd rond 1700 vervangen door een rechte lijstgevel. De trapgevel is later bij de restauratie gereconstrueerd op basis van afbeeldingen en bouwsporen.
De kerk die bij het complex hoorde was nog langer dan het hoofdgebouw. Deze heeft de tornado van 1674, die ook het schip van de Domkerk verwoeste, niet overleefd. Alleen de sacristie die als een uitbouw aan de kerk zat is bewaard gebleven, en werd later Mariakapel genoemd. Er zijn wel fundamenten en grafstenen van de kloosterkerk teruggevonden.
Karel V en reformatie
Het hotel dat later in het Duitse Huis gevestigd zou worden is genoemd naar Karel V, koning van Spanje, keizer van Duitsland en landsheer van de Nederlanden. Hij verbleef in 1545-1546 enkele weken in het Duitse Huis. Samen met zijn zus Maria van Hongarije woonde hij er vergaderingen bij van de Orde van het Gulden Vlies. Tijdens de restauratie zijn er resten gevonden van een schouw met in zandsteen het wapen van Karel V, een tweekoppige adelaar. Deze schouw is, gerestaureerd en gereconstrueerd, nu te zien in het restaurant in de voormalige refter.
Na de Reformatie van 1580 bleef de Balije van Utrecht bestaan, maar werd uiteindelijk afgesplitst van de katholieke Duitse Orde en omgevormd tot een protestante organisatie. Onder die voorwaarde mocht de Orde haar bezittingen behouden en inkomsten daaruit blijven genieten. Voortaan konden alleen leden van protestantse adellijke families lid worden van de Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht, een regel die nog altijd geldt.
Zo kwam een einde aan het kloosterleven en de daarbij behorende geloften van kuisheid en armoede, al werden die al niet altijd even strikt genomen. De ordeleden woonden na 1600 steeds vaker in hun eigen kastelen en landhuizen en verbleven alleen in het Duitse Huis voor vergaderingen een feestelijke bijeenkomsten. In het complex met z’n ridderlijke allure en goede voorzieningen werden ook vaak vorsten en buitenlandse delegaties ontvangen. Zo verbleven de Spaanse gezant en zijn gevolg er in 1713 tijdens de onderhandelingen voor de Vrede van Utrecht, en kreeg prins-stadhouder Willem IV er in 1747 een diner aangeboden.
Militair Hospitaal
In 1807 werd de balije gedwongen om het Duitse Huis te verkopen aan koning Lodewijk Napoleon, de broer van de Franse keizer, die er zijn Ministerie van Financiën wilde onderbrengen. Utrecht was toen korte tijd hoofdstad van het Koninkrijk Holland. Bij de verkoop voor 50.000 gulden kreeg de balije wel het recht van terugkoop als het complex afgestoten zou worden.
In 1811 werd het Duitse Huis provisorisch ingericht als hospitaal voor gewonden van Napoleons veldtochten. Koning Willem I zette de functie als militair hospitaal in 1815 voort. Toen ook de Rijkskweekschool voor Militair Geneeskundigen er werd ondergebracht besloot men in 1823 tot de bouw van een grote nieuwe vleugel aan het Geertebolwerk, haaks op het het oude Duitse Huis. Het complex kreeg hierdoor een T-vormige plattegrond.
De statige symmetrische vleugel in classicistische stijl kan worden beschouwd als het eerste moderne ziekenhuis van Nederland met voor die tijd veel licht, lucht en ruimte in de ziekenzalen. Daarbij hoorden ook tuinen met geneeskrachtige kruiden en altijd groene bomen en struiken, waar herstellende patiënten konden wandelen. Er was een aparte officierstuin en een tuin voor de overige manschappen, alles binnen de muren van het oorspronkelijke kloostercomplex.
Hoe modern het hospitaal rond 1830 ook was, een kleine honderd jaar later werd het gebouw afgekeurd vanwege de slechte hygiëne. De bouw van het nieuwe Militair Hospitaal aan de Joseph Haydnlaan liet echter nog tot 1939 op zich wachten. Het blad Utrecht in Woord en Beeld schreef in 1925 over het verouderde hospitaal: “Een bepaald vrolijke indruk maakt dit sombere gebouw niet”. Uit bijschriften bij de foto’s blijkt dat de patiënten veel rookten en dronken: “De zieken zijn van mening dat de beste remedie om spoedig te genezen bestaat uit het gebruik van een flinke hoeveelheid ‘versterkende middelen’ en ze zorgen er dan ook goed voor dat er op tijd ‘ingenomen’ wordt.”
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden er oorlogsgewonden uit de meidagen van 1940 verpleegd, waarvoor later een herinneringsplaquette is aangebracht. In de decennia na de oorlog stond het complex deels leeg. Er waren nog slechts enkele afdelingen gevestigd zoals de prothesedienst, de orthopedische werkplaats en de psychiatrische afdeling.
Restauratie en hotel
In 1990 werd het Militair Hospitaal aan de Springweg definitief gesloten. Zoals ooit bedongen kreeg de Balije van Utrecht het eerste recht van koop. De orde, die in de tussentijd aan de Hofpoort bij de Nieuwegracht gevestigd was, verkreeg de oude commandeurswoning op voorwaarde dat ze deze grondig lieten restaureren, wat in 1993 gebeurde. Op de eerste verdieping werd een kapittelkamer ingericht met aan de wand de portretten van alle landcommandeurs van 1231 tot heden. Nog steeds ondersteunt de Ridderlijke Duitsche Orde als vermogensfonds sociale projecten. De ordeleden zijn nog altijd van protestantse adel.
De rest van het grote complex verkeerde in de jaren negentig nog in bouwvallige staat. Een projectontwikkelaar verrichtte de hoogst noodzakelijke herstelwerkzaamheden, maar kon geen geschikte bestemming vinden. Er volgde een periode van leegstand waarin het gebouw werd gekraakt. Brandstichting onderstreepte de noodzaak tot herbestemming, waarna het plan voor een vijfsterrenhotel ontstond. Nieuwe projectontwikkelaars voltooiden de renovatie en in 1999 opende het Grand Hotel Karel V de deuren.
In de ziekenzalen van het voormalig militair hospitaal zijn nu hotelkamers en suites in classicistische stijl. Het middeleeuwse gedeelte herbergt het restaurant, de bistro en zalen voor bijeenkomsten en congressen. De kloostergang naast de refter heeft een bijzonder opengewerkt plafond. Door het hele hotel zijn verwijzingen naar het verleden te zien, zoals afbeeldingen en vitrines met historische voorwerpen.
Open tuinen
Het Duitse Huis oftewel Grand Hotel Karel V wordt omringd door 10.000 vierkante meter stadstuinen. Door de verborgen ligging achter oude kloostermuren zijn deze tuinen niet bij iedereen bekend. Op Open Tuinendag (a.s. zaterdag 30 juni) en gedurende de zomermaanden zijn er speciale activiteiten achter de poort aan de Springweg. Zo is er een fotowedstrijd over de tuinen, exposeert Morren Galleries dierenbeelden van Evert den Hartog en zijn er op 8 juli optredens in het kader van ‘Struinen in de Tuinen’.
Aan de kant van de Springweg staan rond het terras peren- en pruimenbomen in perken met buxushaagjes. Daarnaast ligt een geometrisch aangelegde tuin met weelderig begroeide pergola en een kruidentuin. Verder naar achteren bevindt zich een fontein met beelden van Ru de Vries uit 1999 van figuren uit de historie van het Duitse Huis: Karel V, Maria van Hongarije, landcommandeur Unico van Wassenaer, koning Lodewijk Napoleon en een onbekende gewonde soldaat.
De Officierstuin, die al ten tijde van het militair hospitaal zo heette, is meestal gesloten, maar toegankelijk tijdens de Open Tuinendag. Deze binnentuin ligt op de plek van de verdwenen kloosterkerk, waarvan de contouren als wandelpaden zichtbaar zijn gemaakt. Er staan monumentale bomen zoals een twee eeuwen oude Japanse notenboom (Ginkgo) die naar verluid geschonken werd door medische studenten of bezoekende artsen uit Japan.
Wie de tuinen bezoekt kan deze zomer ook nog de vrij toegankelijke (kleine) tentoonstelling bekijken in de kloostergang, samengesteld door het Utrechts Archief. Tien (reproducties van) tekeningen van Utrechtse tekenaars tonen episodes uit de geschiedenis van het Duitse Huis, zoals de ingestorte kerk na de tornado van 1674 en de met protestleuzen bekladde muren van het Militair Hospitaal. Wie meer wil zien van het interieur of te weten komen over de historie kan zondag 22 juli of zaterdag 8 september mee met speciale rondleidingen door historicus Llewellyn Bogaers.
5 Reacties
ReagerenWeer, zoals we inmiddels gewend zijn, een ontzettend leuk en interessant artikel Arjan, dank!
In de jaren zestig het ik daar als dienstplichtig militair nog een week op de ziekenzaal gelegen om “bij te komen” van het verwijderen van een verstandskies 😉
Het enige dat er anders was: er stonden ijzeren bedden in plaats van houten …
Boekboekboek !
Dank weer voor dit mooie artikel!
Wat Katja zegt; ik zou met plezier een boek van Arjan aanschaffen met vele verhalen over gebouwen in Utrecht! Goed artikel weer! :+)