Esther Jansma: “Of het nou wetenschap is of poëzie, de lol die ik ermee heb is hetzelfde” | De Utrechtse Internet Courant Esther Jansma: “Of het nou wetenschap is of poëzie, de lol die ik ermee heb is hetzelfde” | De Utrechtse Internet Courant

Esther Jansma: “Of het nou wetenschap is of poëzie, de lol die ik ermee heb is hetzelfde”

Esther Jansma: “Of het nou wetenschap is of poëzie, de lol die ik ermee heb is hetzelfde”
Utrecht huisvest grote dichters en schrijvers. DUIC’s eigen literatuurwetenschapper en leesfanaat Merel Blom gaat op zoek naar het verhaal achter deze woordenkunstenaars en gaat met hen in gesprek over hun schrijf- en leeservaring en hun beleving van de stad Utrecht. Om de week te lezen op DUIC. Esther Jansma valt op in het rijtje Utrechtse schrijvers en dichters omdat ze niet alleen dichter is, maar ook wetenschapper en bijzonder hoogleraar dendrochronologie: tijdens haar studie archeologie specialiseerde ze zich in houtonderzoek en in de groeiringen van bomen. Toch heeft de geboren Amsterdamse ook altijd poëzie geschreven. “Je ziet in een stuk hout altijd dikke en dunne groeiringen die samen een soort streepjescode vormen. Als je de ringdiktes opmeet en je zet de gegevens langs een x en een y-as, krijg je een soort zaagtandpatroontje. Zulke patronen kun je met elkaar vergelijken en als ze bij elkaar passen, voelt dat voor mij net als een goed en stevig rijm. Het is dezelfde sensatie als wanneer een dichtregel me een mentale duw geeft en ik weet: yés, die zit”, vertelt Esther Jansma, sinds 2000 woonachtig in Utrecht. Ze schreef haar eerste “gedicht” toen ze een jaar of twaalf was. “Ik herinner me dat het over de natuur moest gaan, over bomen die over elkaar heen groeiden. Ik wilde iets schrijven dat over de wereld ging, dat gevaarlijk was maar ook mooi en groots. Het leek alsof dat landschap van mij was. Je schrijft iets op en dan heb je het.”

Utrecht huisvest grote dichters en schrijvers. DUIC’s eigen literatuurwetenschapper en leesfanaat Merel Blom gaat op zoek naar het verhaal achter deze woordenkunstenaars en gaat met hen in gesprek over hun schrijf- en leeservaring en hun beleving van de stad Utrecht. Om de week te lezen op DUIC. Esther Jansma Esther Jansma valt op in het rijtje Utrechtse schrijvers en dichters omdat ze niet alleen dichter is, maar ook wetenschapper en bijzonder hoogleraar dendrochronologie: tijdens haar studie archeologie specialiseerde ze zich in houtonderzoek en in de groeiringen van bomen. Toch heeft de geboren Amsterdamse ook altijd poëzie geschreven. “Je ziet in een stuk hout altijd dikke en dunne groeiringen die samen een soort streepjescode vormen. Als je de ringdiktes opmeet en je zet de gegevens langs een x en een y-as, krijg je een soort zaagtandpatroontje. Zulke patronen kun je met elkaar vergelijken en als ze bij elkaar passen, voelt dat voor mij net als een goed en stevig rijm. Het is dezelfde sensatie als wanneer een dichtregel me een mentale duw geeft en ik weet: yés, die zit”, vertelt Esther Jansma, sinds 2000 woonachtig in Utrecht. Ze schreef haar eerste “gedicht” toen ze een jaar of twaalf was. “Ik herinner me dat het over de natuur moest gaan, over bomen die over elkaar heen groeiden. Ik wilde iets schrijven dat over de wereld ging, dat gevaarlijk was maar ook mooi en groots. Het leek alsof dat landschap van mij was. Je schrijft iets op en dan heb je het.”

“Taal is een machine die een doel moet dienen”

Sinds 1988 publiceerde Jansma zeven dichtbundels, essays en een dichterlijke roman (Picknick op de wenteltrap, 1997). Toch zegt ze zichzelf niet te vergelijken met fulltime schrijvers. Ze is bijzonder hoogleraar dendrochronologie aan de Universiteit Utrecht, werkt bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en onderzocht onder andere de Romeinse schepen De Meern 1 en 4. Ze is het trotst op het internationale digitale archief voor dendrochronologie waaraan ze bouwt sinds 2006. De wetenschapper vertelt: “Ik vind een wetenschappelijke aanvraag schrijven net zo leuk als een gedicht in elkaar zetten. In wezen is taal een machine die een doel moet dienen. De lol die ik heb met iets in elkaar zetten dat werkt, is bij beide soorten teksten hetzelfde.”

Een Romeins schrijfplankje

“We willen met jaarringonderzoek achterhalen in welk kalenderjaar elke jaarring in een stuk hout is gevormd. Als dat lukt, betekent het ook dat je exact kunt nagaan in welk jaar een boom is omgehakt. Dat is heel iets anders dan speculeren over uit welke eeuw een potscherf ongeveer moet komen”, legt Jansma uit. Houtonderzoek is een relatief jonge tak van de archeologie. Jansma nam tijdens haar nooit afgemaakte studie wijsbegeerte archeologie als bijvak. Wat later ging ze full time archeologie studeren en troffelde tijdens een veldwerktraining per ongeluk door een stukje hout heen waarvan ze al snel begreep dat het een stuk van een Romeins schrijfplankje was. “Ik had nog niet geleerd dat hout zacht en fragiel is en bomvol betekenis kan zitten. Ik realiseerde me toen opeens dat we wel veel leerden over munten, aardewerk, glas, botten – alles wat een beetje stevig is – maar weinig over hout. Terwijl het toch het bouwmateriaal van vroeger is.” Dat Romeinse schrijfplankje zorgde ervoor dat Jansma besloot zich te specialiseren in hout. “Misschien heb ik mezelf als student wel geïdentificeerd met dat stukje hout dat ik met mijn gereedschap versnipperde. Ik ben een helft van een eeneiige tweeling, misschien zoek ik daarom wel naar het unieke verhaal. Als ik een stuk hout een biografie teruggeef, voelt dat alsof ik het uniek maak.”

Houd het dichtbij jezelf

Als student zocht Jansma naar plekken om te kunnen schrijven. Zo nam ze in Amsterdam ooit deel aan de gemêleerde schrijfclub van de dichter Simon Vinkenoog. Ook bij Ed Leeflang klopte ze aan met haar gedichten. “Ik leerde zo dat schrijven een kwestie is van gaan zitten en het gewoon doen, in plaats van om de hete brei heen te draaien.” Zo ziet de schrijver het nog steeds. “Ik identificeer me niet met het hogere kunstenaarschap, maar denk dat gedichten maakbaar zijn en een kwestie van doen. Ik geloof niet dat sommige mensen genetisch of vanwege een soort hogere gevoeligheid beter geschikt zijn voor het edele ambt van poëet”, vertelt Jansma. Het meest kernachtige advies over dichten hoorde ze van Rutger Kopland. “In een college van hem waar ik zelf ook aan moest bijdragen, zei hij: “Houd het bij jezelf. Als je een begrafenis beschrijft, beschrijf dan niet perse het grote moment waarop de kist de grond in gaat, maar vertel over de stoet. En beschrijf dan die ene persoon voor je en pak daar een detail van. Verzin geen hoedje, maar beschrijf dat afgezakte sokje dat je zelf hebt gezien. Zo voorkom je bombastisch gedoe en wordt het waarachtig.” (Tekst Merel Blom)

geen Reacties

Reageren

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).