Jaarbeurs-reliëfs van Pieter d’Hont verdienen eerherstel | De Utrechtse Internet Courant Jaarbeurs-reliëfs van Pieter d’Hont verdienen eerherstel | De Utrechtse Internet Courant

Jaarbeurs-reliëfs van Pieter d’Hont verdienen eerherstel

Jaarbeurs-reliëfs van Pieter d’Hont verdienen eerherstel
Jaarbeurs-reliëfs in1953 (Het Utrechts Archief)
‘Stadsbeeldhouwer’ Pieter d’Hont maakte naast losse beelden ook gevelkunst, zoals reliëfs aan het oude Jaarbeursgebouw aan het Vredenburg. Bij de sloop in 1970 bleven ze – door ingrijpen van de kunstenaar – gespaard. Ze werden deels ‘gedumpt’ achter de nieuwe Jaarbeurshallen. Het Utrechts Geveltekenfonds (UGTF) wil ze nu herplaatsen.

‘Stadsbeeldhouwer’ Pieter d’Hont maakte naast losse beelden ook gevelkunst, zoals reliëfs aan het oude Jaarbeursgebouw aan het Vredenburg. Bij de sloop in 1970 bleven ze – door ingrijpen van de kunstenaar – gespaard. Ze werden deels ‘gedumpt’ achter de nieuwe Jaarbeurshallen. Het Utrechts Geveltekenfonds (UGTF) wil ze nu herplaatsen.

Toen de Jaarbeurs in 1949 een uitbouw maakte voor het secretariaat, werd Pieter d’Hont (1917-1997) ingeschakeld om de kale muren van zijdelings geplaatste baksteen te verlevendigen. Deze jonge kunstenaar, die aan de Rijksakademie in Amsterdam les kreeg van Jan Bronner, had in 1940 de zilveren Prix de Rome gewonnen. Dat leidde tot een opdracht van de gemeente Utrecht voor een beeld aan de Spinozabrug. Hij mocht zijn intrek nemen in het oude bolwerk Manenburg bij Tolsteeg, dat zijn hele leven zijn atelier zou blijven.

De reliëfs voor de uitbouw van de Jaarbeurs stelden de industrie, de handel en de landbouw voor, drie belangrijke economische sectoren. De industrie werd gesymboliseerd door tandraderen, de handel door een vrouwenfiguur en de landbouw door een tractor en landbouwpaarden. De reliëfs van 2,5 bij één meter waren van innovatief schokbeton, samengesteld uit cement en Beiers graniet. Ze contrasteerden op een verrassende manier met de uitbouw.

Het resultaat beviel zo goed dat de kunstenaar kort daarna een veel grotere opdracht kreeg. Bij de vijftigste jaarbeurs hadden deelnemende bedrijven geld ingezameld voor beeldhouwwerk rond de hoofdingang. Het Jaarbeursgebouw aan het Vredenburg was in 1920 ontworpen door Jan de Bie Leuveling Tjeenk (1885-1940) in een stijl verwant aan de Amsterdamse School. Het had gebeeldhouwde details, maar rond de hoofdingang waren grote vlakken kaal gelaten, waar blijkbaar toen geen geld voor was. Aan Pieter de d’Hont was dertig jaar later de eer om deze in te vullen.

Kloekheid
De kunstenaar pakte het groots aan en bestelde tien ton tufsteen uit een groeve in de Duitse Eifel. Anderhalf jaar werk en talloze beitelslagen resulteerden in vier monumentale hoogreliëfs, warvan de twee grootste 2,5 bij twee meter waren. Op een foto gemaakt in Atelier Manenburg is te zien dat d’Hont maar tot halverwege de grote beelden kwam. ‘Het waren dingen die er mochten zijn,’ zei hij later.

In februari 1953 meldde het Utrechts Nieuwsblad dat de reliëfs gereed waren: ‘Maandag a.s. zal het transport van de enorme stukken van het atelier van de kunstenaar naar de Jaarbeursgebouwen plaats hebben.’ De verslaggever had ze al bekeken: ‘Afgewacht moet worden hoe de indruk ervan zal zijn tegen het Jaarbeursgebouw aan, doch zoals de beelden in het atelier van de kunstenaar staan, spreken ze een taal van kloekheid en gebalde kracht. Men zou geneigd zijn van een sterke zelfbewustheid van de figuren te spreken, die daar in hun stenen vlak een leven zijn begonnen.’

De Jaarbeurs-reliëfs nu (Centraal Museum / Wikimedia Commons)

De reliëfs, onthuld bij de start van de zestigste beurs, verbeeldden vier belangrijke Jaarbeurs-activiteiten. Een centrale, actieve figuur werd telkens omringd door attributen die soms heel eigentijds waren. Zo werd de Administratieve dienst weergegeven als een kantoorman aan de telefoon. Voor Transport stond een arbeider met steekwagentje en voor Dienstverlening een vrouw met reisbagage. De Technische dienst tot slot was een monteur met een machine.

Bij de afbraak in 1970 nam Pieter d’Hont aan dat zijn kunstwerken wel gespaard zouden blijven, maar ging toch even kijken. Tot zijn schrik zag hij de sloopkogel gevaarlijk dicht zijn reliëfs naderen. Hij sprak er de Jaarbeurs-directeur op aan, die gehoor gaf aan zijn smeekbede. ‘Ze hadden ze absoluut aan gruzelementen geslagen als ik er niet heen was gegaan,’ vertelde de kunstenaar later.

Terugkeer
Na de sloop ging één reliëf naar het depot van het Centraal Museum, de andere kwamen uiteindelijk terecht in een aarden wal aan de Van Zijstweg. Daar werden ze, samen met twee van de drie schokbetonreliëfs, in 2015 na een tip aangetroffen door de mensen van het Geveltekenfonds. Een jaar later konden de fragiele betonreliëfs worden opgegraven en veilig opgeslagen. De drie grote gevelstenen ligger er nog – overwoekerd, met mos begroeid, uitgesleten en vergeten.

Het Geveltekenfonds wil ze terugbrengen op of nabij hun oorspronkelijke locatie, en wordt daarin gesteund door Heemschut en Sebastiaan d’Hont, zoon van de kunstenaar. Het Centraal Museum, dat ook één van de betonreliëfs bezit, is (onder voorwaarden) bereid mee te werken. Het is dus mogelijk dat deze werken van Utrechts bekendste beeldhouwer weer voor iedereen zichtbaar worden en herinneren aan de Jaarbeurs-geschiedenis van het Vredenburg.

Volgens d’Hont hadden de slopers bijna ook zijn reliëfs aan gruzelementen geslagen

Het Geveltekenfonds heeft de directie van TivoliVredenburg voorgesteld de drie betonreliëfs te herplaatsen aan hun zuidgevel – in de ‘steeg’ naast het nieuwe Hoog Catharijne. Een geschikte plek, want de stenen daar lijken op de oorspronkelijke sobere ondergrond van de reliëfs. Aan TivoliVredenburg zitten ook al beelden van het gebouw De Utrecht, in dezelfde periode gesloopt. Aanvankelijk werd het voorstel positief ontvangen, maar inmiddels reageert TivoliVredenburg afhoudend.

De vier grote gevelstenen van de Jaarbeurs-entree zouden goed passen in de nieuwe kademuur bij de Mariaplaats, als de singel daar weer open gaat. Deze plek is erg geschikt omdat aan het SHV-gebouw daar ook kunstwerken van Pieter d’Hont zitten. Begin april stuurde het Geveltekenfonds dit voorstel aan burgemeester en wethouders, maar het heeft nog geen antwoord ontvangen. Aangezien dit gebied op de schop gaat, is haast geboden!

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

2 Reacties

Reageren
  1. K.

    ‘t Lijkt mij nogal vanzelfsprekend dat ze weer geplaatst, gezien en door velen bewonderd gaan worden.
    Dank voor dit verhaal,

  2. Luke

    Goh – dat Utrecht zo achteloos met die beelden omgegaan is. Een hele slechte zaak. Hoop dat ze allemaal gered en gerestaureerd gaan worden.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).