Utrecht in de Gouden Eeuw: een paradijs vol weelde | De Utrechtse Internet Courant Utrecht in de Gouden Eeuw: een paradijs vol weelde | De Utrechtse Internet Courant

Utrecht in de Gouden Eeuw: een paradijs vol weelde

Utrecht in de Gouden Eeuw: een paradijs vol weelde

De afgelopen drie maanden heeft Nederland kunnen genieten van de serie De Gouden Eeuw, waarin Hans Goedkoop ons in 13 afleveringen meenam naar de jaren 1580-1680 (ruwweg). Naast een televisieserie en een digitale krant (waarvoor ik een aantal bijdragen over wijn schreef), is er ook een boek over die beroemde Eeuw, dat net wéér een andere insteek heeft. Ik zocht in dat boek onlangs eens op trefwoord Utrecht, want in de serie en de krant is ons stadje maar weinig aanwezig. Zou dat in het boek ook zo zijn, vroeg ik me af? Gold die Gouden Eeuw eigenlijk ook voor de Domstad?

Grootste stad van Nederland

Slechts drie keer wordt Utrecht genoemd in het boek. De eerste vermelding gaat over het vijftiende-eeuwse Amsterdamse bolwerk ‘Swijg Utrecht’. Dit onderdeel van de stadsverdediging werd zo genoemd omdat dit de eventueel oprukkende troepen vanuit de bisschopsstad het zwijgen moest opleggen. Een andere vermelding gaat over de omvang van de stad: terwijl Utrecht rond 1500 nog de grootste stad in de Nederlanden was, met zo’n 25.000 inwoners, streefden Hollandse steden als Haarlem, Leiden en iets later Amsterdam de Domstad in de zeventiende eeuw snel voorbij. Amsterdam bijvoorbeeld telde in 1500 nog maar 10.000 inwoners, maar rond 1700 waren dat er ruim 220.000!

Belangrijk knooppunt van wegen

Wat gebeurde er dan in Utrecht, in die soms zo dominant ‘Hollandse’ Gouden Eeuw? Oké, wij rustten geen schepen uit naar de Oost en hadden geen kamers van de VOC binnen onze muren, maar er moet hier toch ook iets van al die activiteit uit de westelijk gelegen gebieden te merken zijn geweest? Ik sloeg er ‘Een paradijs vol weelde’ maar eens op na, de lijvige Geschiedenis van Utrecht die in het jaar 2000 verscheen. Gelukkig bleek uit het desbetreffende hoofdstuk dat het in die zeventiende eeuw uitstekend met onze stad ging: ambachten en nijverheid bloeiden, en ook toen al was Utrecht een belangrijk knooppunt van verkeerswegen. Voor het omringende platteland, waar de adel nog een stevige stempel op drukte, diende de stad als centrum van voorzieningen. Het netwerk van trekschuitvaarten in het westen van het land sloot in Utrecht aan op talloze landwegen naar het oosten. Utrechtse smeden verdienden rond 1650 goed aan de oorlog: zij waren beroemd om hun wapenproductie!

De kunsten bloeiden, met schilders als Abraham Bloemaert en zijn leerlingen, bekend tot niet alleen het hof van de Oranjes, maar ook dat van de Engelse en Boheemse koningen. En niet te vergeten: in 1636 werd hier een universiteit gesticht, waarbinnen de theologische en juridische faculteiten de belangrijkste waren. De strenge gereformeerden in de stad waren maar wat blij met die universiteit: die kon tenminste rechtzinnige predikanten afleveren. De orthodoxe richting binnen de protestantse kerken had in Utrecht namelijk een stevige voet aan de grond in de Gouden Eeuw! Nu snap ik ook dat de festiviteiten die plaatsvonden in 1713 bij de sluiting van de Vrede van Utrecht, hier zoveel ophef opleverden!

Natuurlijk gebeurde er nog veel meer in Utrecht in die tijd. Ik zou zeggen: leest u er het betreffende hoofdstuk maar eens op na. (Dat middenschip van de Dom, dat stortte bijvoorbeeld ook in in de Gouden Eeuw, in 1674). Maar ik wil besluiten met de dichtregels waar het net genoemde boek, ‘Een paradijs vol weelde’, zijn titel aan ontleend. Ze stammen van Joost van den Vondel, dichter en toneelschrijver en misschien wel de bekendste literator van de Gouden Eeuw.

Daer zingt de nachtegael en leeurik even bly

Hij schreef over Utrecht: ‘Dees stadt, de hooftstadt van het Sticht, in top gestegen / Legt in een vruchtbren schoot van klaygront, ryk van zegen. / Hier zwelt de korenaer, daer d’uier vol met room / Hier rust de herder in de schaduw van den boom. / Hier vloeien Vecht en Mare door boomgaert en prieelen, / en heerenslooten heen, hier trecken boschtoneelen / De tortels en het vee, daer zuight de honingby, / Daer zingt de nachtegael en leeurik even bly / Een liefelyk gezang, dat noit het oor verveelde. / Hoe noemt men Uitrecht dan? een Paradijs vol weelde.’
Niet slecht, toch?
Mariëlla Beukers

2 Reacties

Reageren
  1. Jaap

    Beste Mariëlla, Heel leuk dat je de mooie en rijke geschiedenis van onze stad onder de aandacht brengt. Maakt me altijd weer trots.

    Ik heb wel eens gelezen dat van den Vondel nooit in Utrecht is geweest en dat hij zijn gedicht heeft gebaseerd op de schilderijen van Saenredam. Misschien heb ik het mis, het doet in ieder geval weinig af aan de lofzang op ons mooie stadsie!

  2. Marjolein

    Volgens mij was Utrecht inderdaad niet meer zo belangrijk tijdens de Gouden Eeuw, voorbij gestreefd door Amsterdam en andere steden. Maar, zoals je zelf eigenlijk al schrijft, Utrecht was juist in de eeuwen daarvoor één van de grootste en belangrijkste steden. Daarom hebben we nu een mooi middeleeuws centrum, ouder dan dat van Amsterdam. Je kunt het allemaal nalezen in deze 2 geweldige (kinder)boeken van Thea Beckman over die eeuwen vanuit Utrechts perspectief: “De val van Vredeborch” (16e eeuw, Hollandse Opstand aka 80jarige oorlog) en “Stad in de storm”(17e, Gouden Eeuw en instorten domtoren)

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).