Utrecht kende in de 19e en 20e eeuw een omvangrijke staal- en machinebouwindustrie. Spoorbruggen, sluisdeuren, gemaalpompen en hijsinstallaties door heel Nederland (en ver daarbuiten) werden hier gemaakt en over de kanalen verscheept. De van oorspong Brabantse familie Smulders speelde daarbij een belangrijke rol. Verschillende broers begonnen elk hun eigen bedrijf, zoals Louis Smulders de Machinefabriek Jaffa.
Langs de Vleutenseweg, in het huidige Majellapark, stond sinds de 17e eeuw de herberg Jaffa met kolfbaan en ‘wandeltuin’. Later werd Jaffa een buitenplaats, toen weer een uitspanning. Aan de overzijde van de Vleutenseweg — waarlangs toen nog de Vleutense Wetering liep — begon in 1877 de dakpannen- en tegelbakkerij Jaffa, genoemd naar het buitenhuis ertegenover. Een boerderij werd verbouwd tot directeurswoning. Het pand kreeg er een verdieping bovenop en de letters ‘JAFFA’ op de voorgevel, die er nog altijd staan.
Eind 1890 verscheen een advertentie: ‘Ondergeteekenden hebben de eer ter kennis te brengen dat hunne Fabriek en Kantoor van af heden zullen gevestigd zijn op het terrein der voormalige Pannen- en Tegelfabriek genaamd JAFFA aan den Vleutenschen weg alhier.’ Afzender: ‘Utrechtsche Machinefabriek Louis Smulders en Co.’ Louis Smulders (1839-1908) was tot dan toe gevestigd aan het begin van de Vleutenseweg bij de villa Soeracarta, waar hij met zijn broer Frans al tien jaar een machinefabriek had. Frans Smulders zette die fabriek voort en zou later naar de Croeselaan verhuizen.
Waarom gingen de broers in 1890 uit elkaar? Waarschijnlijk was het geen ruzie, maar de overweging dat ze allebei twee zoons hadden, die ze een eigen bedrijf wilden nalaten. Er bleef een link met de oude locatie: ‘De fabriek wordt telephonisch verbonden met het hoofdbureau, evenzoo het woonhuis, genaamd Soeracarta’. Dat stond in dezelfde advertentie en er moesten nog telefoonpalen voor langs de Vleutenseweg worden geplaatst. Louis bleef dus in Soeracarta wonen, terwijl de directeurswoning van Jaffa kantoor werd. Om verwarring te voorkomen werd het bedrijf van Louis Smulders meestal Machinefabriek Jaffa genoemd.
Tekst loopt door onder de afbeelding
Transport- en pompinstallaties
Voordeel van de nieuwe plek was de ligging tussen de Groeneweg en de Oude Rijn (langs de huidige Billitonkade). Die waterloop kwam uit in het nieuwe Merwedekanaal en zo konden de zware machines en materialen worden af- en aangevoerd. De oude panovens en droogschuren werden verbouwd. Later verrezen er nieuwe fabriekshallen, zoals in 1899 een draaierij-bankwerkerij met sheddak. Begonnen met 25 werklieden, waren dat er in 1908 al bijna 200. In dat jaar overleed Louis Smulders en namen zijn zoons Henri en Jan de leiding over.
Zij bouwden in 1916 een imposant nieuw kantoor op de hoek Vleutenseweg-Groeneweg, dat er nog altijd staat. Architect Martin Rietbergen liet het optrekken uit beton en bekleden met baksteen. Inmiddels was het aantal werknemers de 400 gepasseerd, onder wie steeds meer technici en tekenaars. In 1918 werd de firma Smulders omgezet in de N.V. Machinefabriek Jaffa. Henri en Jan Smulders waren de eerste directeuren, maar eind jaren twintig eindigde de betrokkenheid van de familie. Nieuwe directeur werd Willem Hendrik Cos (1880-1953), die er in 1901 als tekenaar was begonnen en was opgeklommen tot hoofdingenieur. Cos deelde de directeursfunctie aanvankelijk met Daniël Dresden (1886-1960), hoogleraar werktuigbouwkunde in Delft.
Wat maakte de fabriek eigenlijk? Aanvankelijk alles wat de markt vroeg, maar geleidelijk aan ontstonden er specialisaties. De inrichting van gasfabrieken (waar uit steenkool stadsgas werd gemaakt) was er een van. Jaffa maakte de laadmachines en transportbanden voor de kolen- en cokestoevoer, later ook voor elektriciteitscentrales. Andere transportinstallaties volgden, zoals hijskranen en elevatoren. Een belangrijke order was die van 17 kranen voor de haven van Amsterdam in 1917. Enkele jaren later leverde Jaffa de transportinstallaties voor de staatsmijn Emma.
Een andere specialisatie waren grote pompen, vaak in combinatie met stoommachines. Jaffa voorzag daar tientallen gemalen van, met als grootste in 1920 het Woudagemaal bij Lemmer, tegenwoordig Unesco-werelderfgoed. De Utrechtse fabriek leverde er vier stoommachines en acht pompen. Ook waterleidingbedrijven, zoals het pompstation Soestduinen voor Utrechts drinkwater, voorzag Jaffa. Bekend werden na 1930 verder de weegwerktuigen. Behalve in Nederland leverde Jaffa veel aan Nederlands-Indië en Zuid-Afrika.
Tekst loopt door onder de afbeelding
Oorlog en einde
Na het overwinnen van de economische crisis van de jaren dertig kon in 1941 het 50-jarig jubileum worden gevierd. Het personeel bood de directie een tegeltableau aan waarop de groei van de fabriek was verbeeld (tegenwoordig te zien aan de zijgevel van Brasserie Jaffa). Inmiddels was er een nieuwe dreiging: de Duitse bezetters gingen staalfabrieken inzetten voor de oorlogsproductie. Vanwege zijn joodse afkomst had directeur Dresden zijn functie neer moeten leggen; Cos bleef aan. In 1942 nam echter een ‘Treuhänder’ de leiding bij Jaffa deels over. Omdat er voor de Duitsers werd geproduceerd, pleegde het verzet een bomaanslag. Als vergelding werden de verzetsmannen Wolter Heukels en Leendert Johannes Lans op 22 januari 1945 op het fabrieksterrein gefusilleerd.
Jaffa werd in 1951 overgenomen door concurrent Stork uit Hengelo. Onder de naam Stork-Jaffa bleef de Utrechtse fabriek enigszins zelfstandig. In de jaren zestig ontstond er gebrek aan arbeidskrachten en deden Antilliaanse werknemers hun intrede. De hoogtijdagen waren voorbij toen Jaffa in 1977 opging in Stork-Bepak (Bottling and Packaging Systems). Twintig jaar later verplaatste Stork de productie naar Raamsdonksveer. Acties van industrieel erfgoed-liefhebbers om de productiehallen als monument te bewaren, waren tevergeefs. Het kantoor op de hoek van de Groeneweg bleef wel bewaard als bedrijfsverzamelgebouw. In de ‘Jaffavilla’, die inmiddels gekraakt was, kwam na ontruiming horeca. Na sanering in 2002 verrees op het fabrieksterrein ‘kloeke nieuwbouw’ waarvan de ‘architectuur verwijst naar industrieel verleden’.
10 Reacties
ReagerenJammer dat er niet meer gebouwen behouden zijn. Mooi stuk Arjan.
marjellapark?
Staat dat er dan 😉
Het is je weer gelukt Arjan,ontzettend mooi stuk.
Dankjewel hiervoor.
Leuk om te zien dat de lagere school “de brug” aan de Laan van Nieuw Guinea er al stond maar dat de huizen Laan nrs 1-37 en de Ambonstraat nog moesten worden gebouwd.
Dank Arjan!
Dit zijn wel de pareltjes van het Utrechts industrieel erfgoed waar mijn technisch hart wat sneller van gaat kloppen van trots. Allemaal weg op de villa na. Produceert Utrecht eigenlijk nog iets nuttigs of is het tegenwoordig allemaal dienstverlening en horeca geworden?
Mooi artikel Arjen, dank! Enig idee waar de naam van de villa JAFFA vandaan komt? Het doet mij bijbels aan…
Utrecht had duidelijk veel meer industrie dan Werkspoor en DEMKA, dat laat Arjan mooi zien, op naar alle volgende afleveringen.
@ Koel Hoofd: de Utrechtse (stads)economie bestaat voor het grootste deel uit zakelijke en financiële dienstverlening, handel en transport.
Mooi verhaal dank.
Mijn vader heeft daar vele tientallen jaren gewerkt aan weegschalen. Als kind nog meegeweest in de enorme portaalkraan in de grote hal, indrukwekkend!
Mooi te lezen, is er ook nog info over recentere tijd? Ik heb er van 1973 tot het eind (in 1976) gewerkt. Daarna heeft Stork Bepak er nog een paar jaar gezeten.