Kort na de Tweede Wereldoorlog heerste er woningnood en er was een tekort aan bouwmaterialen. Dat had ook negatieve gevolgen voor de bouw van scholen, terwijl de geboortegolf juist voor veel kinderen zorgde. Scholen moesten zich voorlopig behelpen met houten noodlokalen. In Utrecht werd een originele oplossing bedacht: een drijvende noodschool, oftewel een woonark, maar dan met klaslokalen. De schoolark kon gemakkelijk verplaatst worden als een andere school ruimte nodig had. Anders dan noodlokalen kwam de ark natuurlijk niet tot op het schoolplein, maar op een ligplek ergens in de buurt.
Het idee ontstond in 1951 bij de hervormde lagere school aan de Laan van Nieuw Guinea (De Brug), die ook met ruimtegebrek kampte. Waarschijnlijk raakte het schoolhoofd in gesprek met directeur J.C. Meijer van Merafto Arkenbouw, vlakbij gevestigd naast de J.P. Coenbrug. Merafto adverteerde met ‘Woonschepen vanaf ƒ 5500, tot de meest luxueuze huisboot. Drijvende kantoren, verenigingsgeb. enz.’ Later zou Meijer nog een drijvend hotel met 140 bedden ontwerpen voor in Zweden. In Utrecht bepleitte hij ook studentenhuisvesting op het water, maar daar is het niet van gekomen.
Merafto maakte eind 1951 een ontwerptekening voor de schoolark en de gemeente ging daarmee akkoord. Er was behoefte aan één extra lokaal, maar voor 1953 werd meer ruimtenood voorzien en daar hield het plan al rekening mee. De drijvende school voor 80 kinderen zou twee lokalen tellen met in het midden een kleine hal met kapstokken en twee wc’s. De klaslokalen werden 8,5 bij 5 meter groot en de plafonds kregen een redelijke hoogte van 3.40 meter. Aan weerszijden kwamen ramen met ruitjes, om precies te zijn 8 vierkante meter glas per lokaal. De ark werd niet door Merafto zelf gebouwd maar op de Betona BS-werf in Zaandam. Een ligplek werd gevonden aan de overzijde van het Merwedekanaal, langs de Kanaalweg bij Park Oog in Al.

Geen zeeziekte
Utrecht had een primeur met de schoolark, bleek bij de officiële opening op 11 november 1952. Wethouder Hendrik van der Vlist refereerde daarbij aan de Ark van Noach, passend bij een christelijke school, waarmee de naam was gegeven. Schoolhoofd Gerrit Willem Hartemink (1903-1997) vertelde hoe een leerlinge de naam Ons Geluk had voorgesteld, maar het werd dus de Ark. Ds. Gerben Gerbrandy, voorzitter van de hervormde regenten, zei in zijn toespraak: ‘De toekomst van ons volk ligt, zegt men, op het water. Waarom dan geen school op het water?’
De unieke school trok landelijk de aandacht. In januari 1953 kwam de NRCV-radio langs voor een reportage die werd uitgezonden in ‘een speciaal programma voor de vrouw’. Er werd gesproken van ‘een uniek modern onderwijscentrum in het Merwedekanaal’. Aan het woord kwamen de juffrouwen Breedveld van klas 2a en Cramer van klas 3a. Bij de opening in november waren zij al de ‘kapiteinen van de boot’ genoemd. Ze gaven niet alleen les op de Ark, maar begeleidden de leerlingen ook ‘in de rij’ over de Munstsluisbrug van en naar de Laan van Nieuw Guinea.
De school aan de Laan van Nieuw Guinea heeft zo’n 10 jaar gebruikgemaakt van de Ark. Het Utrechtsch Nieuwsblad blikte terug met het schoolhoofd Hartemink. ‘De vrees dat men wellicht zeeziek zou worden wanneer de school bij storm zou schommelen bleek ongegrond. Het schip lag even stevig op het water als ieder ander schoolgebouw dat op de wal staat. De kinderen waren er ook spoedig aan gewend dat af en toe zwanen nieuwsgierig de klaslokalen inkeken.’
Tekst loopt door onder foto.

Tournee door Utrecht
Het voordeel van de schoolark was de verplaatsbaarheid. Het schip maakte in de loop der jaren een ware tournee langs Utrechtse scholen die tijdelijk extra lokalen nodig hadden. Toen er geen ruimtegebrek meer was aan de Laan van Nieuw Guinea, nam in 1961 de Spinozaschool (ULO) aan de Cervanteslaan de ark in gebruik. De afstand naar de oorspronkelijke plek aan de Kanaalweg bleek na enige tijd toch iets te groot; de schoolark werd toen verplaatst tot bij de Spinozabrug. Daar maakte ook de huishoudschool van de Laan van Puntenburg gebruik van een van de lokalen: ‘Ruim 20 meisjes hebben er enkele maanden de lessen algemeen vormend onderwijs gekregen.’
In 1965 werd de drijvende school naar Utrecht-Noord gevaren, waar hij voor de Rijks Middelbare Tuinbouwschool in de Vecht kwam te liggen bij het Zwanenvechtplein. In 1968 kwam de schoolark terug naar het Merwedekanaal als tijdelijke uitbreiding van de Bertha Mullerschool voor ‘slechthorende en gebrekkige kinderen’ aan de Van Zijstweg. Rond 1975 was de ark in gebruik als kleuterschool aan de Muntkade. De drijvende school eindigde zijn loopbaan in 1977 in de Weerdsingel. Daar waren noodlokalen nodig voor het Gemeentelijk Lyceum (Thorbecke Scholengemeenschap) aan de Van Asch van Wijckskade. Al met al hebben dus vele honderden Utrechtse kinderen les gehad in een drijvende klas.
Aanvulling: volgens reactie onderaan dit stuk lag de schoolark in de jaren tachtig nog in de Vaartsche Rijn aan de Jutfaseweg!
7 Reacties
ReagerenInteressant om te lezen. Alleen de naam “gemeentelijk Lyceum” kan wel weggelaten worden, en de haakjes rondom “Thorbecke Scholengemeenschap” ook
Geweldig verhaal! Nodigt uit om eens langs te gaan bij de genoemde locaties.
Leuke serie en dit is de beste bijdrage tot nu toe.
Belangrijk om nog te weten: hoe is de drijvende school geëindigd? Gesloopt?
Leuk verhaal en de genoemde onderwijzeressen en schoolhoofd zijn mij bekend. Ik heb er 2 jaar op gezeten . Op de tocht naar de school op de Laan van Nieuw Guinea ging het bijna een keer fout. Een leerling gleed uit en kon zich nog net , boven het water hangend, vasthouden aan de rand van de brug.
Harry Spelt (`45)
Ik heb van 1986-1989 op de IHTNO gezeten aan de Jutfaseweg. Daar heb ik ook les gehad op een ark met twee lokalen. Ik weet niet of dat dezelfde ark was.
Deze ark heeft later ook nog in de Vaartsche Rijn gelegen, Direct naast de Vondelbrug en tegenover de Jeremiebrug.