Honderden Utrechters wonen in een Rietveld-huis. De enige sociale woningbouw van Utrechts beroemdste architect verrees rond 1955 in Tolsteeg-Hoograven. De portiekflats, duplexwoningen en eensgezinshuizen onderscheiden zich duidelijk van de andere in de wijk — niet alleen door een slimme indeling, maar voor wie goed kijkt ook door de geveldetails. Het afgelopen decennium zijn ze met succes gerenoveerd. Tijdens het Stijl-herdenkingsjaar 2017 staan de Robijnhof, Tjepmahof en Rijnesteinhof opnieuw in de belangstelling.
Na de Tweede Wereldoorlog heerste er grote woningnood, maar de woningbouw kwam langzaam op gang door gebrek aan grondstoffen. Een van de eerste naoorlogse uitbreidingswijken in Utrecht was Tolsteeg-Hoograven. Opschorting van de Kringenwet maakte het mogelijk om te bouwen in het schootsveld rond de Waterlinie-forten, en in 1954 volgde de annexatie van een deel van Jutphaas. Die gemeente had voor de oorlog al woningen gebouwd in Hoograven langs de Vaartsche Rijn; daar kon nu Nieuw-Hoograven aan worden toegevoegd, in aansluiting op het Utrechtse Tolsteeg.
De nieuwe Dienst Stadsontwikkeling stond onder leiding van de uit Rotterdam afkomstige stedenbouwkundige C.M. van der Stad – what’s in a name. Hij bedacht voor Hoograven de ‘stempel’ of hovenstructuur in plaats van de gangbare strokenbouw. Zo’n stempel was een patroon van verschillende bouwblokken, groen en openbare ruimte rond een plein of binnenhof. Dit patroon kon als het ware gestempeld oftewel herhaald worden door de wijk. Binnen één stempel kwamen verschillende woningtypes voor diverse inkomens, leeftijden en gezinsgroottes — met als idee dat men elkaar zou kunnen ondersteunen.
De gemeente hechtte veel belang aan de openbare ruimtes en plantsoenen. Deze werden ingericht door de hoofdontwerper van de Plantsoenendienst, Bram Galjaard. De binnenhof van elk ‘stempel’ was besloten en groen met veel speelelementen voor jonge kinderen, zoals zandbakken en peuterbadjes, en bankjes voor de ouders. De privé-tuintjes waren klein, zodat er zoveel mogelijk contact was met buurtgenoten.
Gerrit Rietveld
De woningen in de ‘stempels’ werden ontworpen door verschillende architecten. In 1953-1956 ontwierp Gerrit Rietveld 388 woningen rond de Tjepmahof en Rijnesteinhof in Nieuw-Hoograven, gevolgd door 194 woningen rond de Robijnhof in Tolsteeg. Het was Rietvelds eerste — en uiteindelijk enige — sociale woningbouw, maar hij was al voor de oorlog geïnteresseerd in volkshuisvesting.
Vanaf eind jaren 20 bezocht Rietveld de CIAM-congressen, waar volkshuisvesting gezien werd als de belangrijkste opgave voor architecten. Hij maakte (onuitgevoerde) plannen voor seriematige ‘normaalwoningen’ en ‘kernwoningen’ met een prefab kern van trap en sanitaire ruimtes. Rietveld schreef ook bevlogen over volkshuisvesting: “Het gaat er om, om duizenden, tienduizenden menschen de gelegenheid, ja de aansporing te geven gelukkig te leven… Hoe maken we het wonen tot een dagelijks feest, een feest van zon een feest van regen en mooie luchten…”
Rietveld kreeg de opdracht in Tolsteeg-Hoograven niet zonder slag of stoot. De opdrachtgevers — de Utrechtse Woningstichting en Woningbouwvereniging Hoograven — gingen liever in zee met een groot, gevestigd architectenbureau. Aanvankelijk zou de opdracht dan ook naar de architect J.J.P. Oud en Rietveld samen gaan. De gemeente en de opdrachtgevers zagen Oud, die al voor de oorlog veel volkswoningbouw in Rotterdam ontwierp, graag als hoofdverantwoordelijke. Oud wilde Rietveld echter niet voor de voeten lopen en gunde hem de hele opdracht.
Verschillende woningsoorten
Binnen de door Van der Stad vastgestelde bouwblokken in het ‘stempel’ moest Rietveld drie soorten woningen ontwerpen: eengezinswoningen, portiekflats (van 4 verdiepingen) en duplexwoningen. De laatste werden ook wel twee-op-één-woningen genoemd, als het ware eengezinswoningen opgedeeld in 2 etagewoningen. Het idee was dat ze ooit, als de woningnood opgelost was, samengevoegd konden worden.
De plek en de omtrek van de woningen lagen vast. “In de meeste gevallen zal de architect om eentonigheid te voorkomen drie hoofdtypen verwerken tot drie karakters. Wij hebben het tegendeel gedaan,” aldus Gerrit Rietveld. Hij maakte een eenheid van het complex door hetzelfde basisontwerp te gebruiken voor de flats en de lage woningen. Daarom kregen ook de eengezinswoningen platte daken. Om te voorkomen “dat de hoger wonenden op dorre vlakten zouden kijken” bracht Rietveld reliëf en kleurverschillen aan op de lage daken.
Voor de (zij)gevels gebruikte de architect twee kleuren bakstenen, waardoor ze minder massief lijken. De kozijnen beslaan de hele hoogte van de verdiepingen, onderaan gevuld met gekleurde panelen. Bijzonder karakteristiek zijn de betonranden in de gevels, die de vloeren markeren en iets naar buiten steken. Ze hebben gekartelde randen, waardoor het regenwater geen vochtstrepen achterlaat. Deze ribbelranden kunnen ook als ‘ezelsbruggetje’ dienen voor het herkennen van de Rietveld-woningen in de wijk, want ze zitten alleen aan zijn ontwerpen.
Rietveld probeerde te voorkomen dat de bewoners zijn strakke ontwerp zouden verstoren. “Om het ophangen van veel gordijnen te beperken maakten wij ondoorzichtige bovenlichten en voorts kleurige borstweringen om het toch nog slordige effect van de vele gordijnsoorten te temperen.”
Ook vond de architect het buiten ophangen van de was storend. Daarom maakte hij in de flats speciale droogruimtes, door een glaswand gescheiden van het trappenhuis, met aan de buitenzijde schuine betonnen lamellen die lucht inlieten. Natuurlijk gingen de bewoners deze ‘afgesloten balkons’ voor van alles en nog wat gebruiken, en hingen de was alsnog buiten. Desondanks vormen de betonlamellen een karakteristieke eigenschap waarmee de Rietveld-flats zich onderscheiden.
Sierlijk zijn de betonnen spiltrappen aan de verhoogde duplexwoningen, die de rechte lijnen doorbreken. Deze woningen waren een ‘opgetilde’ variant van de lage duplexwoningen, met in de onderbouw bergruimte die ook gebruikt werd door de bewoners van de lage woningen. Bij de flats aan de Topaaslaan en Opaalweg waren er in de onderbouw niet alleen bergruimtes, maar ook extra slaapkamers voor grote gezinnen, binnendoor bereikbaar vanaf de eerste etage. “Een voordeel hiervan is tevens, dat kinderrijke gezinnen dicht bij de begane grond wonen,” aldus de architect.
Slimme indeling
De indeling van de woningen moest voldoen aan strenge eisen van de woningwet, zo wist Rietveld: “Bij het aanvaarden van deze opdracht waren wij er ons van bewust, dat de enige te boeken winst zou kunnen bestaan in: verruiming door ordening en door gedeeltelijke doorbreking van vereiste scheidingswandjes, zo mogelijk samenvoeging van enkele ruimten.”
Al sinds het Rietveld Schröderhuis was Rietveld bezig met flexibele indelingen en praktische foefjes om ruimte te winnen. Bij een studie uit 1941 voor een “nieuwe plattegrond voor een volkswoning” sprak hij van “een soort ruilverkaveling van functies”. Eén van zijn ideeën was de open eetkeuken, die later populair zou worden, maar die niet voldeed aan de toenmalige hygiëne-eisen.
Ondanks alle regels gaf Rietveld de woningen een doordachte plattegrond. Daarbij stond goede daglichttoetreding tot alle ruimtes voorop. De woningen bestonden uit een woon-keukengedeelte en een slaap-badkamerdeel, verbonden door de hal. De duplexwoningen hadden een kastwand tussen de keuken en woonkamer, de flatwoningen een glazen schuifwand. Zo werden beide ruimtes toch bij elkaar betrokken. De lage woningen werden nog met kachels verwarmd, maar de flats hadden geen schoorsteenmantels nodig. Een mooi detail: de buizen van de CV waren vierkant en liepen als een plintje langs de muur.
Eén duplexwoning aan de Robijnhof heeft nog de originele indeling, de oorspronkelijke keuken en de badkamer met lavet annex ‘wasmachine’. Het Centraal Museum heeft deze ingericht als modelwoning met meubels uit de jaren vijftig, onder andere van Pastoe. Van Rietveld zelf is de speciaal ontworpen kapstok in de hal en het glazen kastje in de keuken.
Herwaardering en renovatie
Eind 20e eeuw raakte de wijk enigszins verloederd. Om dit tegen te gaan kiest men in naoorlogse wijken vaak voor gedeeltelijk sloop en nieuwbouw. Woningcorporatie Bo-Ex koos tien jaar geleden echter bewust voor renovatie en eerherstel van de Robijnhof. In samenspraak met de afdeling Erfgoed van de gemeente werd architect Bertus Mulder ingeschakeld, die nog met Rietveld heeft samengewerkt en ook het Rietveld Schröderhuis heeft gerestaureerd.
De indeling en installaties van de woningen werden aangepast aan de eisen van de tijd, terwijl de details aan de buitenzijde zijn hersteld. Zo kregen de gekleurde gevelvlakken weer hun originele kleuren achter draadglas. De flats aan de Topaaslaan en Opaalweg, die oorspronkelijk slaapkamers in de onderbouw hadden, zijn omgebouwd tot woon-werkhuizen. In combinatie met de naam Rietveld wordt zo geappelleerd aan jonge creatievelingen.
Bij de renovatie van de Robijnhof in 2008 is niet alleen de architectuur in ere hersteld, maar ook de openbare ruimte opgeknapt — in de geest van de oorspronkelijke opzet, maar met hedendaagse (speel)elementen. Ook de inrichting van een museumwoning was onderdeel van de herwaardering. Daarnaast werd een centraal antennesysteem aangelegd, waarna schotelantennes niet meer zijn toegestaan.
Een kleine 10 jaar na de renovatie ligt het complex er mooi bij. De kwaliteiten van het ontwerp van Rietveld, Van der Stad en Galjaard zijn duidelijk zichtbaar. De Robijnhof bewijst dat opknappen van naoorlogs erfgoed loont. In navolging hiervan zijn vanaf 2015 de Tjepmahof en Rijnesteinhof op dezelfde zorgvuldige wijze gerenoveerd. Momenteel wordt daar de groene tussenruimte heringericht. Sinds kort zijn de Rietveld-complexen in Tolsteeg-Hoograven gemeentelijk monument. De gevelarchitectuur en de opzet van de ‘stempels’ zijn daarmee ook voor de toekomst beschermd.
De modelwoning aan de Robijnhof wordt bezocht tijdens de architectuurfietstour ‘Rietveld en de Wederopbouw’ van Aorta op 13 mei, 25 juni en 9 september.
7 Reacties
ReagerenAls aanvulling op je verhaal wil ik graag nog aandacht voor de bijzondere invloed van Gerrit Rietveld als de bekenste architect van de wijk Kanaleneiland/Transwijk die onder supervisie van architect van R.Fledderus en zijn mede architecten Rietvelds principes toe paste op de woningen in de wijk. Zij introduceerden bijvoorbeeld de schuifwanden in de huizen zodat mensen zelf hun huis konden indelen. Ook maakten ze openingen in wanden zodat het licht overal kon komen.
Zoals Rietveld ook had gedaan in het Rietveld-Schroder huis. Dit in het kader van het Nieuwe Bouwen: Licht, Lucht en Ruimte waren daarin de 3 pijlers. Tot de lantaarns en plantsoenen toe werd de wijk tot in detail met deze bijzondere übermoderne visie op wonen getekend. Met de nieuwste inzichten op stedenbouw, openbare ruimte en woningbouw. Een mooi voorbeeld is de bibliotheek van J.B. van Grunsven die vaak samenwerkte met Rietveld. Door middel van de eerste toepassing van Systeembouw in Nederland; het Iboco-systeem van Intervam werden de huizen in onderdelen gegoten en met hijskranen ter plekke in elkaar gezet “Intervamflats”. Zo onstond er een “stempelpatroon” zoals C.M. van der Stad samen met Gerrit Rietveld ook in de wijk Tolsteeg/Hoograven had uitgedacht.
Rietveld ontwierp daarnaast verschillende huizen voor de wijk Transwijk, zoals de vierkante eengezinswoningen aan de Koningin Wilhelminalaan. Ook bedacht hij een alternatief ontwerp voor Kanaleneiland. In 1957 liet Gerrit Rietveld zijn studenten zijn plannen voor Kanaleneiland uitvoeren in een maquette. Helaas is dit plan nooit uitgevoerd, de maquette staat tegenwoordig in het Centraal Museum.
Ik zelf ben op Kanaleneiland “Rozeneiland” geboren waar mijn vader bouwkundig tekenaar was bij Intervam langs de Merwede. Bovenstaande is mooi geïllustreerd en na te lezen op de site http://www.geschiedeniskanaleneiland.nl/
@ S.de Bie: mooie aanvulling en interessante site!
Zeer lezenswaardig artikel. Dank u wel.
Goed artikel, nodigt mij uit om binnenkort de fiets te pakken en de wijk/wijken te gaan bekijken.
Wat is dit toch weer een leuk en leerzaam artikel. Arjan: Wanneer komt je boek uit? ik zou ze graag gebundeld zien.
Het is een leuk artikel, bedankt, slechts enkele opmerkingen:
het zijn geen duplexwoningen, een woord dat je graag gebruikt, “Het idee was dat ze ooit, als de woningnood opgelost was, samengevoegd konden worden” is niet het geval.
En wie de stempelbouw heeft bedacht is onzeker, in ieder geval is dat gebeurd in Rotterdam-Zuid en ik dacht door Lotte Stam-Beeze .
En de maquette 1952 dateren lijkt me wel erg vroeg. De opdracht is pas in 1955 gegeven en de Robijnhof kwam pas 1956 in kaart.
In Transwijk zijn inderdaad nog meer flats en eengezinshuizen gebouwd naar een ontwerp van Rietveld. Het stedebouwkundigplan voor Kanaleneiland was echter een studie opdracht voor zijn studenten, geen opdracht aan hem.
Goedemiddag,
interessant artikel
Ik heb een vraag :
Zijn de eengezinswoningen van Transwijk Noord en Zuid ook door Rietveld ontworpen?
Die lage huisjes met gele gevel, een tuintje en achterom.
Ik woon op de Lanslaan in Utrecht.
Weet u misschien wie anders?
Vriendelijke groet,
Ans van Kuik