Vlakbij het Rietveld Schröderhuis, ook aan de Prins Hendriklaan in Oost, staat nóg een staaltje Utrechtse architectuur: het woonhuis van spoorwegarchitect Sybold van Ravesteyn. Zoals Rietvelds creatie in 1924 aan de stadsrand stond met zicht op de nog lege Johannapolder, zo gold dat in 1933 voor Van Ravesteyns huis. Het is zijn enige woningontwerp en een vroeg voorbeeld van het golvende vormgebruik dat hem beroemd en berucht zou maken. De eigenzinnige woning is nog in originele staat en gaat in augustus open als museumhuis.
Na zijn studie in Delft werkte Sybold van Ravesteyn (1889-1983) vanaf 1912 als ingenieur bij de spoorwegen, gespecialiseerd in staal- en betonconstructies. Zo assisteerde hij zijn baas George van Heukelom bij de bouw van HGB III (de Inktpot). Voordat hij zelf gebouwen ging ontwerpen hield hij zich rond 1920 al bezig met meubelontwerp in de trant van De Stijl. Bij de Utrechtsche Kunstkring had hij Gerrit Rietveld leren kennen en via hem de architect J.J.P. Oud.
Zijn eerste bouwwerken, zoals seinhuizen en het goederenkantoor Feyenoord in Rotterdam, waren strak en functionalistisch volgens de principes van de Nieuwe Zakelijkheid. In 1927 gaf jonkheer René Radermacher Schorer hem een particuliere opdracht voor de interne verbouwing van diens huis aan het Wilhelminapark. Daar paste Van Ravesteyn voor het eerst golvende wanden en halfronde deuren toe, gecombineerd met sierlijk chromen meubilair. In een uitbundiger neobarokke stijl verbouwde hij in 1935 het kantoor van verzekeringsmaatschappij Tiel-Utrecht aan de Kromme Nieuwegracht. Nog verder ging Van Ravesteyn eind jaren dertig bij station Utrecht CS, waar hij zelfs beelden gebruikte ter decoratie. Veel moderne architecten en critici was dit een gruwel, maar Gerrit Rietveld bleef hem altijd steunen.
Verboden kringen
Het huis aan de Prins Hendriklaan vormde niet alleen de overgang tussen Van Ravesteyns Nieuw-Zakelijke en neobarokke periode, maar markeerde ook een nieuwe levensfase. Hij was namelijk kort daarvoor gescheiden van zijn kunstzinnige echtgenote Dora Hintzen, en hertrouwd met zijn tien jaar jongere dienstmeisje Annie van Geelkerken, die zwanger van hem was. Het huis was dus bedoeld voor zijn nieuwe gezin.
De architect wist de hand te leggen op een overgeschoten driehoekig perceel aan het eind van de de Prins Hendriklaan, nabij de Kromhoutkazerne en Fort Vossegat. Tussen dit perceel en het Rietveld Schröderhuis werden woningen in traditionele stijl gebouwd, terwijl Gerrit Rietveld aan een zijstraat (de Erasmuslaan) moderne woonblokken realiseerde. Van Ravesteyns perceel grensde direct aan de moerassige ‘verboden kringen’ rond het waterliniefort, met als voordeel vrij uitzicht ‘zoolang er geen oorlog komt of eeuwige vrede’. Nadelen waren de beperkte omvang, onhandige vorm en strenge regels rond rooilijn en erfafscheiding.
Van Ravesteyn ontwierp eerst een trapsgewijs oplopend huis met drie woonlagen en vijf slaapkamers, dat leek op Rietvelds woonblok aan de Erasmuslaan. Omdat de kosten te hoog bleken maakte hij een nieuw ontwerp met een soort druppelvormige plattegrond. Deze gerealiseerde versie had slechts twee woonlagen, drie slaapkamers en een veel kleinere hal. Wel voegde de architect een garage toe die ook een soort buffer vormde voor de afwijkende buurhuizen.
Het resultaat was een huis van bescheiden afmetingen, met 80 vierkante meter woonoppervlakte volgens de architect zelf geschikt voor ‘een klein gezin zonder inwonende dienstbode’ (dubbelzinnig, gezien zijn tweede echtgenote). Het doel was om met bescheiden middelen en moderne materialen zo efficiënt mogelijk te wonen. Er is dan ook geen centimeter ruimte verspild. Toilet, kelder en kastruimtes grijpen ingenieus in elkaar, terwijl de keuken zoveel mogelijk in de puntige hoek naast de garage is geschoven.
Vanaf de weg gezien bestaat het huis uit een rechthoekig deel met rechts daarvan een halfrond gedeelte, waarvan de gevel op de verdieping een stuk naar achteren ligt voor een groot dakterras. De achtergevel aan de noordzijde liep oorspronkelijk exact op de erfgrens en is dus strak en recht uitgevoerd. De muren zijn opgetrokken uit gele perssteen, anders dan bij Rietveld niet voorzien van een pleisterlaag. De platte daken zijn van beton, de kozijnen van staal en evenals het hekwerk beschilderd met aluminiumverf.
Scheepsinterieur
In 1934 schreef architect en hoofdredacteur van het Bouwkundig Weekblad Architectura Wieger Bruin over het huis, te beginnen met de entree en hal: ‘Door een glaspui komen we in een halletje, dat al dadelijk charmes heeft, die de plattegrond niet doet vermoeden, want de opgang van de trap is er niet het beste van; boeiender is het onder de trap, waar boekenplanken een persoonlijk cachet geven aan het heele geval’. Het toilet, waarvan de ingang naast de genoemde planken zit, heeft een naar binnen draaiende deur zoals in de treinen van de NS.
De begane grond wordt grotendeels ingenomen door de leefruimte, een combinatie van zitkamer, eetkamer en werkkamer. Dit was destijds ongebruikelijk, maar Van Ravesteyn zal op het idee zijn gekomen door zijn contacten met Gerrit Rietveld, die al langer naar vrij indeelbare ruimtes streefde. Toch heeft elk van de drie hoeken een eigen karakter: het zitgedeelte in de ronde uitstulping van de woning met gebogen glazen pui; het eetgedeelte langs de rechte achtermuur met boograam en luiken, en de werkhoek onder een verlaagd glazen plafond.
Wieger Bruin schreef over de drie hoeken van de woonruimte: ‘Die naam hoek is eigenlijk niet juist, omdat die afdeelingen — beter! — alle deel blijven van de eene groote kamer, zich daarin oplossen. Geen manifeste eetnis, zitnis of wat ook; alleen onmiskenbare indicaties van bijzondere functies voor de verschillende deelen. Typeerend hiervoor is het wat wonderlijke uitstulpsel van den muur, dat het meest afzonderlijke deel van de kamer — den werkhoek — van het overige scheidt, maar het doorzicht nauwelijks belemmert.’
De hele inrichting met z’n rondingen, verchroomde randen, betimmering en vaste tafels doet denken aan een scheepsinterieur. Ook het zachtboard-plafond kent een belijning van gebogen houten latjes, en de vloer afwisseling in legrichting van de planken van Oregon pine. De chromen afwerklijsten, net als de gebogen aluminiumplinten langs de vloer, komen overeen met die in de eerste gestroomlijnde treinstellen van de NS uit dezelfde jaren. Deze materialen kwamen dan dan ook uit de constructiewerkplaats van de spoorwegen, net als het ijzerwerk van ramen, deuren en trap.
De betimmering en vaste meubels zijn van avodiré-triplex en dito multiplex. De tafels, kasten en glazen planchetten heeft Van Ravesteyn zoveel mogelijk vastgemaakt aan de wand. Daarmee hield bij de vloer vrij voor beenruimte, bewegingsvrijheid en onderhoudsgemak.
Wieger Bruin: ‘Men beweegt zich gemakkelijk langs zijn tafels en legplanken. Comfort is zijn doel. Hij maakt het zich niet gemakkelijk om het den gebruikers van zijn interieurs gemakkelijk te maken. Maar óók rondt Van Ravesteyn met uitsluitend architectonische bedoelingen. Zie hoe hij met de boog van het glazen plafond boven den werkhoek de bezoekers om de gebogen kastdeur heen, het woongedeelte van de kamer inleidt. Het pure functionalisme is van Ravesteyn ontgroeid. Hij is geen puritein, maar kunstenaar.’
Lichtplafond
Meest bijzonder is de werkhoek van de architect met aan elkaar gekoppeld bureau en grote tekentafel. De gebogen chroomranden rond het werkblad zijn zowel sierelementen als bedoeld om wegrollend tekengereedschap tegen te houden. Onder de tekentafel hing Van Ravesteyn een stalen ladenkast voor grote tekeningen, onder het bureaublad een kleiner ledenblok.
Boven de werkhoek maakte de architect een vleugelvormig verlaagd plafond van matglas in een stalen frame. Dit lichtplafond bevatte 18 lampjes van 15 watt. De achtergrond hiervan zal zijn dat de architect overdag bij de spoorwegen werkte, en thuis dus vooral in de avonduren actief was. Een dergelijk lichtplafond — maar dan rechthoekig — maakte Gerrit Rietveld voor de bewoner van Erasmuslaan 5, waarbij de datering niet helemaal duidelijk is. Wie van beide architecten de ander navolgde is dus niet bekend, maar uitwisseling is heel waarschijnlijk gezien de korte afstand.
Uit ongeveer 1980 is een kleurenfoto bewaard gebleven van een bijzondere stoel aan het bureau: de gekrulde chromen buisstoel die de architect ontwierp voor verzekeringsmaatschappij Tiel-Utrecht. Hoewel niet oorspronkelijk voor dit huis bedoeld, paste deze goed in het interieur. Ook is het een bijzonder idee dat de stoel waarschijnlijk aan deze tafel werd ontworpen. De (andere) stoelen in het huis ontwierp Van Ravesteyn niet zelf, hoewel hij dat elders dus wel deed. De zithoek werd ingericht met rotan meubels en voor aan de tafels bestelde Van Ravesteyn buisstoelen bij Thonet, ontworpen door Mart Stam in 1931.
Slaapverdieping
Boven zijn de ouderslaapkamer, twee kleine slaapkamers en een badkamer met ligbad en dubbele wastafel. Twee van de slaapkamers geven toegang tot het dakterras, omsloten door een stalen hek dat afgewerkt is met aluminiumverf. Het geheel lijkt met z’n ronde vorm op een scheepsdek, al is dat duidelijker te zien op foto’s zonder de huidige begroeiing (zie verderop).
Van Ravesteyn zelf schreef in 1934: ‘De slaapkamer voor de ouders is door den hoofdglaswand georiënteerd naar het Oosten en naar het ruime dakterras, waardoor een grootere intimiteit wordt verkregen; om deze oriëntatie niet te verstoren en toch het contact met de straat niet te verliezen en ook met het oog op de zon is in den Zuidwand een cirkelvormig raam gemaakt, diameter 1.20 meter. Deze vorm is voor de beoogde doeleinden zeer gunstig; staande voor een dergelijk raam is men vanaf de straat weinig zichtbaar, terwijl de zichtbreedte op ooghoogte aanzienlijk is.’ Van Ravesteyn heeft deze patrijspoort-vorm ook vaak in zijn stationsarchitectuur toegepast.
Mede naar aanleiding van het voeteneind van het ledikant, met een vorm geïnspireerd op de rococo, schreef Wieger Bruin over Van Ravesteyn: ‘In deze civiel ingenieur en zijn huis is veel nieuwe onzakelijkheid. Zou hij een reïncarnatie kunnen zijn van een der groote Fransche interieurkunstenaars van de 18e eeuw? Want is de gratie van zijn interieurs Hollandsch? Er zit geen spoor van klei aan hem. Zijn woonkamerinterieur en zijn bed, zij zijn als ornamentloos en vervlakt rococo. Hij heeft een merkwaardig speelsch vernuft, dat zich in gracieuze vormen uit. Noem deze vormen niet bizar. Het mag even lijken alsof slechts een lust naar speelsche vormen zijn tafelbladen rondt en zijn legplanken en wanden; wie even dieper kijkt, ziet echter dat hij vooral rondt waar dat practisch zin heeft.’
Behoud en openstelling
Sybold van Ravesteyn bleef tot op hoge leeftijd (1981) in zijn huis wonen. Zijn wens was dat huis en interieur na zijn dood ongewijzigd zouden blijven. Eerder was er al een poging gedaan om een stichting op te richten zoals bij het Rietveld Schröderhuis. Van Ravesteyns zoon Charles droeg het huis in 1996 over aan de Vereniging Hendrick de Keyser, die zorgt voor het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen en interieurs in Nederland. Deze liet het huis in 2000 restaureren, waarbij betonschade en de stalen kozijnen zijn gerepareerd. Daarna verhuurde de vereniging het huis, met als voorwaarde dat de bewoners het interieur respecteerden.
Sinds kort waait er een actieve wind bij de Vereniging Hendrick de Keyser; de historische huizen worden vaker opengesteld voor het publiek. Inmiddels zijn er een aantal als Museumhuizen te bezoeken. Andere zijn onder de noemer Monument en Bed te huur voor een bijzondere vakantie. Het Huis Van Ravesteyn wordt allebei! Een deel van het jaar zal het huis verhuurd worden en in de resterend periode opengesteld.
Per 1 augustus gaat Prins Hendriklaan 112 open voor publiek als museumhuis. Het interieur is al opgeknapt en wordt momenteel ‘aangekleed’ met originele objecten uit familiebezit. Er komen ook enkele hands-on elementen; zo wordt de oorspronkelijke perceelgrens aangeduid en kunnen bezoekers zelf aan de tekentafel van de architect plaatsnemen en daar spelen met segmenten van de plattegrond en het bijzondere plafond, als een soort puzzelstukjes. Het Huis Van Ravesteyn doet op 14 september ook mee met Open Monumentendag.
Het museumhuis is een mooie toevoeging aan het cultuuraanbod in Utrecht-Oost. Een bezoek valt heel goed te combineren met het nabijgelegen Rietveld Schröderhuis en Rietvelds huizenblokken aan de Erasmuslaan. Een interessanter architectuur-uitje is bijna niet denkbaar in Utrecht: op zoek naar de overeenkomsten en verschillen tussen twee bevriende architecten die allebei van groot belang zijn geweest voor de stad.
11 Reacties
ReagerenWat weer een bijzonder informatief, interessant en leuk artikel over onze eigen woonomgeving! Dank hiervoor.
Wat een prachtig boeiend huis (en artikel)! En dan te bedenken dat het is ontworpen door de ‘meest gesloopte architect’ van o.a. het in 1975 verdwenen Utrechtse Centraal Station. Tegenwoordig ligt ‘zijn’ Leidseveertunnel – met de saillante patrijspoorten – weg te verpieteren.
Zodra ik weer in Utrecht ben, begin ik met er nu eens vol aan dacht langs te fietsen. En na de opening zal ik zeker komen kijken. Dank voor dit boeiende artikel..
Wederom een mooi artikel door Arjan den Boer. Het bouwwerk in kwestie weet me minder te boeien.
Weer een fantastisch verhaal! Het enige dat ik mis is de imposante tuin vol bloembollen die er de laatste jaren elk voorjaar te zien was. Hoorde misschien niet bij het ontwerp van het huis?
Grappig hoe bekende elementen van het Utrechtse stadsgezichten door de pen en foto’s van Arjan zo boeiend tot leven komen. Alweer een heel inspirerend artikel. Dank, Arjan. Als ik in Utrecht op bezoek ben, ga ik zeker kijken.
Geweldig dat Hendrick de Keyser dit huis heeft aangekocht en gerestaureerd en gaat openstellen voor het publiek. Het huis was door de begroeiing in de tuin langzamerhand aan het gezicht onttrokken. Nu is het weer een genoegen om er langs te fietsen.
Als je deze inspanningen waardeert, kun je overwegen om lid te worden van H de K. Ze geven een paar keer een krant uit met goed gedocumenteerde stukken over hun woningbezit en je krijgt de gelegenheid sommige van hun huizen te bezichtigen.
Leuk en informatief artikel. Huis weinig bijzonder, maakt meteen duidelijk waarom er veel bouwwerken van deze architect zijn gesloopt. Dat door sommigen bewierookte station had de huidige situatie niet kunnen handelen.
Het oude NS station van Rotterdam was ook van zijn hand.
Dit station was niet zijn sterkste werk, maar de betonnen overkappingen op de perrons waren in hun vormgeving typisch Sybold van Ravesteyn.
Deze vormgeving viel pas echt duidelijk op als je naar het einde liep van een perron.
Dan zag je van alle perrons het uiteinde van de overkappingen, typisch Sybold van Ravesteyn stijl, een aflopende ronding in de overkapping met daaraan vast een geheel recht en strak gedeelte.
Rondingen gecombineerd met rechte gedeeltes is ook weer terug te zien in het hierboven beschreven huis.
Alleen eeuwig zonden dat de perrons gesloopt zijn, ze hadden namelijk voor een mooie samenhang kunnen zorgen met de architectuur van het nieuwe Rotterdam Centraal station.
Jammer dat veel”deskundigen” vaak alleen maar het nieuwe voor ogen zien en zo geen oog hebben voor de oude pareltjes.
Overigens is de Kunstmin in Dordrecht met zijn mooie ingang ook een oud pareltje van Sybolt van Ravesteyn.
Beste Arjan, heb daar jaren geleden mogen logeren bij vrienden. Ik herinner me het eigenaardige fenomeen dat hoe groter (belangrijker) de kamer hoe groter de deur. Zo herinner ik me dat je om die reden nauwelijks het toilet in kon. Heb ik er wellicht overheen gelezen? Dit dan ter aanvulling.
Is het woonhuis De Witte Raaf, Veldweg Hattem , van een andere Van Ravesteijn?