Met een 2 – 2 gelijkspel toonde Jan Wouters zich gisteren tevreden na afloop van de thuiswedstrijd tegen Feyenoord. De Rotterdammers begonnen de wedstrijd tegen het gehavende Utrecht vol vertrouwen en dwongen daarmee Utrecht in de achtervolging. Nadat Mike van der Hoorn in de ploeg kwam leek er meer rust in het team te komen en kwam Utrecht langszij en zelfs op voorsprong. Toch eindigde de wedstrijd nog in gelijkspel.

Al na anderhalve minuut spelen kwam Utrecht op achterstand na een goal van Guidette voor Feyenoord. Ook daarna wisten de Rotterdammers druk te zetten en Utrecht in de verdediging te dwingen. Wouters besloot daarom al in de negentiende minuut Nilsson te vervangen door van der Hoorn die rust bracht in de verdediging waardoor de thuisclub opbouwender spel kon laten zien. Feyenoord zette het aanvallende spel niet door en naar mate de eerste helft vorderde kwam Utrecht steeds dichter in de buurt van scoren. Dat gebeurde uiteindelijk na ruim een half uur toen Bovenberg de vrije trap van Takagi wist in te koppen. De wedstrijd leek te kantelen en ook de Utrecht aanhang liet van zich horen. Het leverde enkele dreigende momenten op voor het doel van Feyenoord.

Direct na rust wist Cabral een kans niet te benutten terwijl Duplan aan de andere kant van het veld wel alert reageerde en Utrecht op 2 – 1 wist te brengen. Utrecht behield daarna de controle, maar toch wist in de 66^ste minuut de bal wel langs doeman Van Dijk te schieten. Een kwartier na de Utrechtse voorsprong was het daarmee weer gelijk. Het vervolg van de wedstrijd bracht Feyenoord nog een paar keer dicht bij een derde  treffer, maar ook Duplan kwam in de extra tijd nog bijna tot scoren. Utrecht eindigde het duel vlak voor tijd met tien man na een tweede gele kaart voor Bulthuis.

Jan Wouters toonde zich gezien de omstandigheden tevreden met het gelijkspel en collega Ronald Koeman maakte het gehavende FC Utrecht een compliment voor de getoonde veerkracht. ‘Al lieten wij het ook wel gebeuren’, vond hij. ‘Als de tegenstander ligt moet je zorgen dat hij niet meer opstaat.’