Op Open Monumentendag (10 september) is Janskerkhof 13 opengesteld als onderdeel van de route ‘Tijdreis 900 jaar Utrecht’. Sommigen kennen dit pand op de hoek van Janskerkhof en Drift nog als kantongerecht. Het vierkante gebouw lijkt wel een kleine versie van het Mauritshuis in Den Haag, dat dezelfde classicistische stijl heeft. Net als bij het Mauritshuis — maar in mindere mate — is de bewoningsgeschiedenis van Janskerkhof 13 deels verbonden met kolonialisme en slavenhandel, een onderwerp waar pas recent de nodige aandacht voor is.
In 1647 kocht Bartholomeus van Vlooten een onbebouwd perceel op de hoek van het Janskerkhof en de Drift. Hij liet een brug aanleggen over de sloot langs het Janskerkhof en een woonhuis bouwen, dat volgens de jaartalsteen in 1648 gereed kwam. Het vierkante huis van 16 bij 16 meter heeft de stijlkenmerken van het Hollands classicisme. Midden aan de voorgevel markeren vier pilasters (platte zuilen) de entree. Aan de rechter zijgevel langs de Drift rust een hoge erker op natuurstenen consoles. Aan de gevels zijn onder alle ramen decoratieve festoenen of guirlandes aangebracht van schelpen en vruchten.
Tekst loopt door onder alle afbeeldingen in dit artikel
Het is niet zeker wie de architect was van Janskerkhof 13. Als mogelijke ontwerpers zijn Jacob van Campen en Pieter Post genoemd, die in 1644 het Mauritshuis in Den Haag hadden gebouwd. Ook Arent van ‘s-Gravesande, een leerling van Van Campen, is een mogelijkheid. Meest waarschijnlijke ontwerper is echter de Utrechtse stadsbouwmeester Hendrick Aertsz Struys, die een paar jaar later de achthoekige Wittevrouwenpoort zou bouwen. Struys had al eerder contact gehad met Bartholomeus van Vloten en werkte samen met de timmerman Adriaen Vermeer, van wie archiefstukken aangeven dat hij aan Janskerkhof 13 werkte.
Er is een plattegrond van het huis bewaard gebleven uit de bouwperiode. Die geeft alleen de fundamenten en kelders weer van het woonhuis aan het Janskerkhof (links) en van de stallen aan de Drift (rechts) met daartussen de binnenplaats. De legenda geeft het sanitair aan zoals waterputten, regenbakken, fonteintjes, secreten en riolering.
Bartholomeus van Vloten overleed in 1667 en werd begraven in de Jacobikerk. Niet lang daarna kwam Janskerkhof 13 in bezit van de koopman Samuel de Marez, heer van Maarsbergen. Naar hem of beter gezegd naar zijn buitenhuis werd later de brug voor het huis genoemd: de Maarsbergerbrug. De Marez was getrouwd met Margarita Trip, dochter van de Amsterdamse handelaar en burgemeester Louis Trip. Na het overlijden van Margarita’s vader kon het echtpaar ook beschikken over het Trippenhuis in Amsterdam. Ze verbleven afwisselend in Amsterdam en Utrecht, waar De Marez veel belangrijke functies vervulde. Dochter Anna Maria de Marez ging na de dood van haar ouders Janskerkhof 13 verhuren.
Oud-kolonialen en slavernij
De eerste huurder was omstreeks 1720 Gideon Boudaen. Hij behoorde tot een nieuwe groep welgestelden die carrière hadden gemaakt in de koloniën. Geboren in de VOC-stad Middelburg, was Boudaen na zijn rechtenstudie naar Azië vertrokken. Eerst diende hij voor de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in Surat (India), daarna als opperkoopman in Batavia en tot slot als hoofdman van de Japanse handelspost Deshima. Al op zijn 30e keerde Boudaen terug en vestigde zich in Utrecht. Twee jaar later werd hij VOC-bewindhebber namens de Staten van Utrecht, waarna hij het monumentale pand aan het Janskerkhof betrok.
Na het vertrek van Boudaen verhuurde de familie De Marez het huis vanaf 1730 aan het adellijke echtpaar Frederik Adriaan van Reede van Renswoude en Maria Duyst van Voorhout. Nadat Frederik Adriaan in 1739 overleed, woonde Maria er nog 20 jaar alleen. Met haar nalatenschap zou de Fundatie van Renswoude worden opgericht, waarin haar naam nog altijd voortleeft.
De volgende bewoner van het pand was ook iemand die zijn geld had verdiend met koloniale zaken. Jan van Voorst was rond 1750 directeur-generaal geweest van de West-Indische Compagnie (WIC) in ‘Nederlands Africa’. Zijn post was het fort Elmina in het huidige Ghana, door de Hollanders veroverd op de Portugezen. Dit was het centrum van de slavenhandel van de WIC, waarvandaan grote aantallen tot slaaf gemaakten naar de Amerika’s werden verscheept.
Van Voorst verdiende persoonlijk ook aan de slavernij. Een jaar voordat hij Janskerkhof 13 kocht, liet hij 275 slaafgemaakten verschepen naar Suriname, waar zij voor ruim 100.000 gulden werden verkocht. Het is dan ook geen vergezochte gedachte dat de vernieuwingen die Van Voorst liet aanbrengen aan zijn huis aan het Janskerkhof mede werden bekostigd met de opbrengst van slavenhandel.
Rococo en Lodewijk XV
Jan van Voorst liet in 1764 het huis van binnen en buiten verbouwen in rococostijl. Boven de nieuwe voordeur werd een halfrond bovenlicht geplaatst en op de daklijst een driehoekig fronton met een rond raampje. De oorspronkelijke kruiskozijnen liet Van Voorst vervangen door schuiframen. Tegen de achtergevel verrees een aanbouw met een nieuw trappenhuis. De 18e-eeuwse bordestrap is nog aanwezig en heeft een leuning met fraai opengewerkte balusters (gedecoreerde spijlen). Ook de rest van de trap is voorzien van kunstig houtsnijwerk. Wanden en plafond van het trappenhuis zijn versierd met stucdecoraties. Op het trapbordes is een nis, bedoeld om een staande klok in te zetten. De stucversieringen daarboven, zoals een zandloper en een zeis, symboliseren de tijd.
Het interieur van de begane grond kreeg in opdracht van Van Voorst een nieuwe afwerking in de stijl van Lodewijk XV. Deze late barokstijl, vernoemd naar de smaak van de Franse koning, was gerelateerd aan het rococo in de architectuur. Het 18e-eeuwse interieur is in twee ruimtes bewaard gebleven. De kleine salon — de linker voorkamer — heeft een houten wandbetimmering en een witmarmeren schouw met een spiegel erboven, omlijst met vergulde krullen. De plafonds zijn voorzien van stucdecoraties. Boven de deuren zitten ‘witjes’, imitatiereliëfs die geschilderd werden in grijstinten, zo genoemd naar de schilder Jacob de Wit .
De grote salon linksachter heeft een zwarte marmeren schouw met boven de spiegel een witje waarop putti (mollige figuurtjes met vleugels) zijn afgebeeld rondom een borstbeeld. Midden in het stucplafond is een ovaal schilderstuk aangebracht van vijf vrouwenfiguren die overvloed symboliseren, met attributen zoals een fruitmand en korenaren. De schilder van het plafondstuk en de ‘witjes’ is niet bekend. Ze zijn in de trant van Jacob de Wit, maar van mindere kwaliteit. Deze schilder leefde bovendien al niet meer in 1764.
Laatste bewoners
In de 19e eeuw kwam Janskerkhof 13 in handen van de familie Royaards. Herman Royaards van Scherpenzeel was advocaat en lid van Provinciale Staten. Zijn dubbele naam dankte hij aan zijn echtgenote Benudina Maria van Naamen, vrouwe van Scherpenzeel. Ook zijn broer Willem Jan Royaards van den Ham, die aan de Plompetorengracht woonde en een van de rijkste Utrechters was, droeg een dubbele naam na aankoop van de kasteeltoren Den Ham bij Vleuten.
Hermans oudste zoon Willem Herman Johan Royaards trad in zijn vaders voetsporen en werd na zijn promotie in de rechten ook actief in de Utrechtse politiek. Na zijn huwelijk met Louise Joanna Huijdecoper uit Maarsseveen ging hij op Janskerkhof 13a wonen, naast zijn ouders. Na hun dood werd het ouderlijk huis nog enkele jaren bewoond door zijn zussen, maar in 1902 verhuisden Willem Herman Johan en zijn vrouw van Janskerkhof 13a naar Janskerkhof 13. Ze kregen drie dochters.
Uit de periode dat Janskerkhof 13 bewoond werd door het gezin Royaards-Huijdecoper zijn interieurfoto’s bewaard gebleven. In 1906 bezocht fotograaf Alex Bratsch het pand en in 1927 publiceerde het weekblad Buiten een rijk geïllustreerd stuk over het ‘Huis Rooyaards’. In de marmeren schouwen vallen de ijzeren haarden op die begin 20e eeuw geplaatst moeten zijn. Er staan rococo-stoelen met cabriole-poten en er hangen kroonluchters met kaarsen. In de kleine zijkamer ligt een ijsberenvel voor de haard. Er staat ook een schemerlamp op deze foto; in 1911 was er elektriciteit aangelegd in het huis.
Bank, kantongerecht en universiteit
Toen Willem Herman Johan Royaards in 1929 overleed, kwam er een einde aan de particuliere bewoning van Janskerkhof 13. Het pand werd aangekocht door de Twentsche Bank, voorheen gevestigd aan het Vredenburg. Er volgde een grondige restauratie en verbouwing door het Amsterdamse architectenbureau A.L. van Gendt en Zonen, onder toezicht van de gemeentelijke monumentencommissie. Daarbij werden de ‘groote spiegelramen, die in den gevel misstonden’ vervangen door vensters met ruitjes in 18e-eeuwse stijl.
De zalen met 18e-eeuwse interieurs bleven behouden als spreek- en ontvangstkamers. Andere ruimtes kregen een meer eigentijds bankinterieur met marmeren balies en tegelvloeren. Onder het achtererf van Janskerkhof 13 kwam een grote bankkluis. In 1964 ging de Twentsche Bank op in de Algemene Bank Nederland (ABN). De bronzen letters boven de deur werden daarop aangepast.
In 1979 verhuisde de ABN naar de Neude. Janskerkhof 13 zou een nieuwe bestemming krijgen als kantongerecht (voordien gevestigd aan de Hamburgerstraat). Maar eerst volgde in de jaren 1984-1986 een ingrijpende restauratie en verbouwing door de Utrechtse architect Aart Oosting. Buurhuis Janskerkhof 13a en het voormalige koetshuis Drift 2 werden bij het complex getrokken. Oosting voegde drie dakkapellen toe in eigentijdse vormgeving. De grote zittingszaal van het kantongerecht kwam in het oude koetshuis langs de Drift. Bovenop de ondergrondse kluis achter Janskerkhof 13 maakte Pjotr van Oorschot (1944-2012) een kunstwerk van hardstenen blokken (pleinreliëf). Hij voorzag ook de binnenwanden van muurschilderingen met blokkenpatronen.
In 2000 kwam aan het Vrouwe Justitiaplein een nieuw gerechtsgebouw gereed, waarin alle rechtsprekende instanties van Utrecht gehuisvest zouden worden. De kantonrechters hebben zich nog een aantal jaren verzet tegen deze verhuizing, maar vanaf 2002 werden de kantongerechten landelijk opgeheven en geïntegreerd in de rechtbanken.
Janskerkhof 13 werd weer gerenoveerd en in 2006 in gebruik genomen door de Universiteit Utrecht. Momenteel zijn er het Departement Filosofie en Religiewetenschap en het Ethiek Instituut ondergebracht. In 2021 deed Nancy Jouwe, mede-auteur van Slavernij en de stad Utrecht, een oproep om de koloniale bewoners en het slavernijverleden van Janskerkhof 13 zichtbaar te maken, bijvoorbeeld met een kunstwerk of plaquette. Een goed idee, want voor dit aspect van de bewoningsgeschiedenis was tot voor kort nooit aandacht. De publicatie van het slavernij-boek heeft een aanzet gegeven. Tijdens de rondleidingen op Open Monumentendag in Janskerkhof 13 zullen de bewoners Boudaen en Van Voorst nu ongetwijfeld in die context worden geplaatst.
5 Reacties
ReagerenMensen, wat mogen we toch blij zijn met Arjan !
Weer een gedegen , inspirerend stuk. Dank, Arjan.
@ Katje: volkomen met je eens! Dit was weer smullen, Arjan. Dankjewel.
Ik heb weer genoten Arjan
Heel informatief! Goed dat zoiets bekender gemaakt wordt!