Het kabinet heeft besloten om twee vervoerregio’s; Amsterdam- Almere en Rotterdam- Den Haag te vormen. Utrecht wordt daarmee geen onderdeel van de vervoersregio Amsterdam- Almere. Het kabinet ontneemt de stad daarnaast haar zeggenschap over belangrijke besluiten op het gebied van verkeer en vervoer door deze over te hevelen naar de provincie. Het Utrechts college van B&W vindt het kabinetsbesluit zeer onwenselijk en wil hier zelf over kunnen blijven beslissen.

Wethouder Frits Lintmeijer:´laten we vooral niet vergeten dat 70% van de verkeer en vervoersbewegingen in de regio Utrecht in en rond de stad plaatsvinden. Dan is het niet meer dan normaal dat wij als stad ook kunnen blijven beslissen over investeringen waarmee we de bereikbaarheid van stad en regio voor onze bewoners, bezoekers en het bedrijfsleven verder kunnen verbeteren´.

Bestuur Regio Utrecht

Besluiten over investeringen in verkeer en vervoer worden nu nog in de vervoersregio’s genomen. Voor Utrecht loopt dit nu via Bestuur Regio Utrecht (BRU), een samenwerkingsverband van negen gemeenten in de provincie Utrecht. Het BRU investeert jaarlijks een bedrag van circa 100 mln. euro in verschillende projecten op het gebied van de exploitatie van het openbaar vervoer, wegen, openbaar vervoer en fietsvoorzieningen. Het belangrijkste doel daarvan is het verbeteren van de bereikbaarheid van stad en regio en de kwaliteit van het verkeer en vervoer.

Directe beschikking

Nu het kabinet de regio Utrecht daadwerkelijk geen onderdeel laat uitmaken van de vervoersregio in de Noordvleugel zou Utrecht en haar regio de mogelijkheid moeten krijgen om direct over de middelen voor verkeer en vervoer te beschikken, zegt het college.

Deze oplossing zou, volgens het college, de vier grote steden niet alleen gelijk behandelen, maar ook bijdragen aan een aanpak van de verkeersproblemen daar waar deze zich het sterkst voordoen, namelijk in het stedelijke gebied rond de vier grote steden in de Randstad. Deze aanpak sluit ook aan bij het recent aangenomen initiatiefwetsvoorstel dat inbesteding van openbaar vervoer mogelijk maakt in de vervoersregio’s rond de gemeente Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht, aldus het college.