Utrecht huisvest grote dichters en schrijvers. DUIC’s eigen literatuurwetenschapper en leesfanaat Merel Blom gaat op zoek naar het verhaal achter deze woordenkunstenaars en gaat met hen in gesprek over hun schrijf- en leeservaring en hun beleving van de stad Utrecht. Vanaf nu elke maand – mevrouw Blom moet even afstuderen – te lezen op DUIC.
Onno Kosters is dichter, vertaler en universitair docent Engelse letterkunde en Vertalen aan de Universiteit Utrecht. Ook is hij lid van het Stadsdichtersgilde. De stad neemt een grote plek in in zijn werk. Toen Kosters nog Amsterdammer was – hij studeerde er Engels en Algemene Literatuurwetenschappen en woonde er tot 2011 – schreef hij al over Utrecht.
“Ik kom graag op het Smaragdplein.” Kosters schenkt een kop filterkoffie voor me in. We zitten in zijn woonkamer. Zijn oude zwarte kat doet een dutje in de zon voor het raam. “Daar zit een fijne markt. Het is een van mijn guilty pleasures. Soms moet ik een heel blok lang op dinsdagochtend college geven en ben ik erg teleurgesteld. Dan kan ik m’n kaas niet kopen.” Ook Orloff, De Rechtbank en het gebied rondom het Ledig Erf, het Louis Hartlooper Complex en Orloff aan de kade zijn favoriet.
“Mijn studententijd en de tijd daarna speelden zich in Amsterdam af. Ik promoveerde vervolgens in Utrecht en besloot hier in 2011 te komen wonen. Ik kende de stad al wel goed door mijn jeugd in Baarn”, vertelt Kosters. De dichter debuteerde in 2004 met de bundel Callahan en andere gedaanten. Drie bundels volgden, waarvan de nieuwste, Vangst, vorig jaar uitkwam. Met zijn gedicht ‘Doe-Het-Zelf’ won hij de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd 2013. Daarnaast vertaalt hij vanuit het Engels. Zijn vertaling van Samuel Becketts Watt won de Filter Vertaalprijs 2007. Sinds 2012 maakt Kosters deel uit van het Stadsdichtersgilde. Al toen hij nog in Amsterdam woonde schreef hij over Utrecht voor het Brusselse stadsportrettenproject citybooks: Alles en niets: citybook over Utrecht (2010). In 2012 maakte hij ook Zwaartekracht en tegenwicht: citybook Graz.
De stad als context
“Ik hou van om me heen kijken en daarvan taal te maken. Ik verwerk graag de directe, fysieke omgeving in mijn werk. Of dat nou in de vorm van een mens is, een theedoek, een straat of een plein. Het hoeft niet per se echt over de stad te gaan. Plekken kunnen aanleiding geven tot poëzie die eigenlijk over iets heel anders gaat. Als context is de stad, het concrete, heel belangrijk”, legt Kosters uit. Het Stadsdichtersgilde geeft binnenkort de bundel Schaduwpeloton uit ter ere van de Tour de France. “We hebben allemaal een gedicht geschreven over een locatie langs de route. Ik koos heel specifiek voor de Uithof om te kunnen reflecteren op wat er nu allemaal gaande is binnen de universiteiten.”
Als academicus houdt Kosters zich graag bezig met Ierse schrijvers als James Joyce – op wiens werk hij promoveerde – en Samuel Beckett. “Joyce is de grootste taalkunstenaar van de twintigste eeuw. Hij schiep zijn eigen universum, waarin het tragische even groot is als het komische. Dat vind ik heel aantrekkelijk.” De ondoorgrondelijke reputatie van Joyce is volgens Kosters onterecht. “Hij heeft last van de mythe die hij, deels zelf, heeft gecreëerd. Je moet Joyce’ werk lezen in de volgorde waarin hij het heeft geschreven. Hij leert jou hem lezen. Je moet niet beginnen met Ulysses maar bij zijn korte verhalen. De ideeën die hij daarin verwerkt, worden in zijn volgende werken steeds geraffineerder. Daar is hij wereldberoemd mee geworden. Hij lijkt er niet noodzakelijkerwijs heel toegankelijk door.” Dan lacht Kosters. “Maar dat is hij wel!” roept hij.
Het academische en het creatieve
“Een van de leukste dingen van college geven is dat je voor studenten kleine deuren op een kier kunt zetten. Die ze vervolgens zelf open kunnen doen en zich een hele rijkdom eigen kunnen maken. Je kunt de rijkdom, de moeilijkheid en ook vooral de mythe van de moeilijkheid van literatuur ontsluiten.” Die wetenschappelijke blik op literatuur en de wereld helpt Kosters bij het schrijven van zijn eigen gedichten. “Je hele leven speelt mee bij wat je schrijft. Daar hoort voor mij die academische context bij. Het academische reikt de hand aan het creatieve, die op haar beurt aan het vertalen en het vertalen weer aan het academische. Zo verrijkt het elkaar allemaal. Ik denk niet dat je je kunt losmaken. Maar ik denk ook niet dat dat echt noodzakelijk is.”
Tekst Merel Blom
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.